
(2 juni-16 juni) “Op de scan is te zien dat het lymfoom in uw lymfeklieren is onderdrukt. Helaas is het vlekje in de buik nog wel te zien. Het positieve nieuws is dat de vlek niet is gegroeid.”
Ik vloek inwendig hartgrondig voordat ik de man bedank voor het doorgeven van de uitslag van mijn laatste PET scan. Het is donderdag 8 juni. Afgelopen dinsdag ben ik in het ziekenhuis geweest voor de scan. Het is inmiddels al bekende routine. Helaas.
Begint met vragen beantwoorden. Ik ben braaf geweest, niets gegeten sinds gisteravond. Half uur geleden halve liter water naar binnen geklokt. Infuus aanbrengen en druppel bloed aftappen voor het bepalen van het bloedsuiker gehalte. 5,3. Vorige keer was die 6,1.
Wachten op het tijdstip waarop de radioactieve oplossing gegeven mag worden. Verpleegkundige die heel hard moet nadenken over haar omgaan met de loden injectie installatie waarmee de radioactief gelabelde suikeroplossing via het infuus in mijn bloed wordt gespoten. Een klein uur lang doodstil liggen luisteren naar het Radio 1 Journaal. Via een camera aan het plafond houdt de verpleegkundige toezicht.
Na een bezoek aan de wc naar de kamer met ct scanner.
Ongeveer een half uur lang doodstil liggen op de smalle bank die mijn lichaam voor het grootste deel onmerkbaar door het CT scan apparaat voert: het wonder der techniek scant me in halve millimeter plakjes.
Nieuwe verpleegkundige die me vriendelijk sterkte en tot ziens wenst.
“Van uw arts krijgt u de uitslag.”
Het laatste klopt bijna. Mijn arts, mevrouw Y, is deze week afwezig, waardoor haar oudere collega, hematoloog A, me belt. Met een uitslag waarop ik niet had gerekend en die me niet bevalt. Ik was ervan uit gegaan dat de vlek in mijn buik wel verdwenen zou zijn. Een stom artefact van de technologie of iets anders van voorbijgaande aard. Is tot mijn ontsteltenis niet zo. Mijn reddingsboei is geklapt. Ik zal een kijkoperatie moeten ondergaan. Komende maandag al. Geen ontkomen meer aan. Verdomme en nog een hele serie vloeken.
De rest van de dag en vrijdag ben ik uit mijn humeur. Ik probeer het af te reageren met lang zwemmen later op donderdag. De zwemconditie is al weer aardig op peil. Ik zwem al weer meer dan een kilometer achter elkaar. Vrijdag probeer ik me uit te putten met hard werken en stevig fitnessen. Het uitputten lukt, het chagrijn en opzien tegen een operatie blijft.
Zaterdagochtend (10 juni) heeft Ingrid een cursus. Ik ga naar De Boerderij in Lintelo. Het grootste deel van de dag probeer ik daar planten te redden van een tekort aan water. Ik vraag me maar niet af of het veel zin heeft met nog een week droog, winderig, tropisch warm weer in het verschiet. Na nog wat zwaar vermoeiend werk aan het restaureren van de hooiberg stap ik met grote dorst in de auto en rij terug naar Apeldoorn. Thuis stap ik stijf uit de auto en schuifel moeizaam naar de koelkast. Samen met Ingrid les ik mijn dorst met koel trappistenbier en verschillende kleuren wijn.
Zondagochtend haal ik met een katterig hoofd onze jongste dochter, Ymke, op van de trein. Na een uitgebreide lunch gaan we samen met haar naar een kunstmarkt in Enschede. In een zonovergoten park zo’n 200 marktkramen, podia en partytenten met optredens, ijs, eten en drinken. En natuurlijk Kunst. In soorten en maten. Van leuke huisvlijt tot inspirerende en/of begerenswaardige zaken. Het eerste in overvloed, het laatste een stuk zeldzamer. Directe aanleiding voor het bezoek aan de markt is een vriendin van Ymke. Ze toont op de markt voor het eerst van haar leven haar tekeningen aan het brede publiek. En doet heel terecht haar eerste kunstmarktverkopen. Ze maakt boven gemiddeld mooie tekeningen. Op weg naar huis kopen we simpel eten voor het diner.
Eenmaal thuis strek ik me moe uit op de bank. De gedachten dwalen af naar wat me morgen te wachten staat. Op dat moment vraagt mijn dochter belangstellend of ik erg tegen de operatie op zie. De tranen springen in mijn ogen. Het lijkt me voldoende antwoord. Vindt zij ook begrijp ik uit de stille omhelzing.
Die nacht slaap ik onrustig. Ben regelmatig wakker voor ik weer kort inslaap. Rond vier uur stap ik het bed uit en ga een kop thee drinken. Volgens de voorschriften mag ik tot twee uur voor de operatie wat water, thee of koffie drinken. Ik moet me pas om kwart over negen in het ziekenhuis melden, kortom het mag nog. Erna blijf slapen en waken afwisselen tot het tijd is om me aan te kleden, mijn ipad en boek in een tas te stoppen en me door Ingrid naar het ziekenhuis te laten rijden.
Maar een kwartier te vroeg nemen we plaats in de wachtkamer van de afdeling chirurgische dagopname. hVrij snel raken we in gesprek met een andere wachtende. Zijn grote liefhebberij is dansen, dat wil zeggen breakdansen. Zelf deed hij het ooit maar moest er mee stoppen vanwege zijn hand. Hij demonstreert hoe zijn soepel beweegbaar zijn middenhandbeentjes zijn. Hij hoopt na vandaag niet meer. En er ook geen pijn meer aan te hebben. Ingrid en ik hopen het met hem.
Een jonge, zeer sympathieke verpleegkundige komt ons halen. Ze noemt haar voornaam, I, en neemt ons mee naar de bezemkast die dienst doet als intake kamer. Vanachter het beeldscherm op de te kleine tafel neemt ze de intake vragenlijst met ons door. Ik ben niet allergisch voor antibiotica en gebruik geen bloedverdunners. Hierna neemt ze ons mee naar een zaal helemaal achterin de gang. Ik mag het derde bed bezetten. Ze zegt nog zacht dat mogelijk een collega verpleegkundige me verder zal begeleiden en verdwijnt dan het ziekenhuis in.
Ik kijk even om me heen. Naast me ligt een vrouw die door dezelfde chirurg zal worden geopereerd als ik. Tegenover me een tamelijk oude vrouw die haar gehoorapparaten thuis heeft gelaten. Haar partner van een jaar vertelt dat ze gisteren amper een dag terug van vijf weken vakantie haar arm heeft gebroken bij een val met de fiets. Het was een open botbreuk, die gisteren in het gips is gezet. Vannacht is het onder het gips gaan bloeden. Een luier van een kleinkind dient als opvangdoek.
Het is amper half tien als ik me in mijn blauwe operatiehes op het bed installeer. Zoals aangegeven verschijnt een collega verpleegkundige. Zoals alle verpleegkundigen noemt ze alleen haar voornaam: E. In het ziekenhuis gaan de artsen standaard per achternaam. Vanaf het eerste moment komt E een tikje professioneel afstandelijk over. Ze doet haar werk bekwaam, maar toch: Kan ik een abonnement krijgen op verpleegkundige I?
E zegt tegen ons dat ik volgens de planning om kwart over elf naar de ok voorbereiding zal gaan. De operatie zal dan rond een (13.00) uur afgelopen zijn. Hetzij de chirurg, hetzij een verpleegkundige van de afdeling belt dan even met Ingrid. Waarom ik hier nu al moet liggen terwijl ik pas over bijna twee uur aan de beurt ben, komt niet aan de orde. Ik vraag er ook maar niet naar. Een ziekenhuis heeft zo zijn eigen logica.
Ingrid neemt innig afscheid van me en gaat naar huis, aan het werk. Zelf begin ik met het doden van de tijd. Op mijn Ipad lees ik mijn mails, zijn er drie, en daarna de Stentor. Suf gelezen kijk ik een tijdje om me heen en zie de wijzers van de klok aan de muur van de zaal maar langzaam verschuiven.
Iets voor elf uur helpt verpleegkundige E de vrouw met de gebroken arm in het gips met veel pijn en moeite in een operatie jasje. Even later rijdt ze op haar bed de zaal uit richting de operatiekamers achterna gezeten door ons ‘Sterkte’.
Uitgebreid doornemen van de nieuwssite van de NOS, raadplegen van beurskoersen en nog zo wat brengt de tijd dicht bij kwart over elf. Mijn spanning stijgt.
Verpleegkundige E stapt met snelle passen de zaal in. Zal ze mij komen halen voor de operatie? Ze gaat tussen mij en mijn buurvrouw staan.
“Jullie operatie loopt wat vertraging op. Er is een spoedgeval tussen gekomen. Een heel erg zieke mevrouw moet eerst geholpen worden. Niet door jullie chirurg maar de operatiekamer is wel in gebruik. Jullie moeten daarop wachten. Hoe lang het uitstel gaat duren weet ik niet precies maar vermoedelijk nog zeker een uur. Daarna bent u eerst aan de beurt.” Verpleegkundige E wijst niet op mij, maar op mijn buurvrouw. Zij zal straks als eerste door mijn chirurg worden gesneden.
Nadat E de zaal heeft verlaten begin ik uit te rekenen hoe laat ik ongeveer richting de operatietafel zal gaan. Aan mijn buurvrouw vraag ik daarvoor hoe lang haar operatie volgens de planning zal duren. Ze heeft duidelijk geen zin in een gesprek maar antwoord nog net dat ze negentig minuten door heeft gekregen.
Ik maak mijn berekening en erna stuur ik een whatsappje naar Ingrid. Die zal zich vast zorgen gaan maken als ze tegen een uur (13.00) niet een telefoontje heeft gekregen dat ik de operatie goed doorstaan heb. Volgens mijn berekening zal ik zeker niet voor 13.00 uur naar de operatie afdeling gaan. Dat telefoontje zal dus nog wel even op zich laten wachten.
Iets na half twaalf wordt het vierde bed van de kamer opgemaakt. Een man mag het betrekken. Hij moet geopereerd worden. Waaraan weten hij en de artsen.
Om klokslag twaalf uur komt verpleegkundige E de zaal weer oplopen. Ze loopt rechtstreeks naar mijn bed.
“Meneer Canter Cremers, ik kom u halen. U mag naar de operatie voorbereiding.”
“Ja maar, protesteert mijn buurvrouw, “ik zou toch eerst gaan?”
“Dat klopt mevrouw, “antwoord de verpleegkundige op verontschuldigende toon, “De dokter heeft dat net veranderd. Om logistieke redenen moet meneer eerst.”
Aan haar lichaamstaal is te zien dat buurvrouw het er niet mee eens is. Ik kan het haar niet kwalijk nemen. Ze heeft groot gelijk te protesteren. Maar ook ik moet mijn afhankelijkheid van de orders van de dokter erkennen. En ben stiekem een beetje blij dat ik eerder ga. Het wachten begon me behoorlijk de keel uit te hangen. Tegelijk gaan er andere gedachten door me heen. Ik ben bang voor de operatie. Wat erbij mis kan gaan. Wat de pijn na de operatie zal zijn. Of ik niet sterf op de operatietafel.
De verpleegkundige zet er vaart in en rekent onvoorwaardelijk op het automatisch opengaan van de deuren in de ziekenhuisgang. Gelukkig voor mij en mijn bed doet de techniek wat ze moet doen en arriveer ik in no time in een uitgestorven voorbereidingskamer. Absolute stilte. Er is plaats voor zes bedden. Geen andere patiënt in voorbereiding. Een foto van een troep opstijgende luchtballonen op een wand. Herhaling van apparatuur en kasten langs de andere. Nummers, 1 tot 6. Ik herken de plaats waar ik de vorige keer voorbereid ben. Nummer 1. Lig nu op 5.
Na een paar minuten komt een keurig gecoiffeerde en opgemaakte oudere dame in blauwe kledij en dito haarnet de zaal in lopen. Ze lijkt me meer op haar plaats in een seniorenwoning. Op stand. Het is de verpleegkundige C. Zij zal me voorbereiden op de operatie. Behalve wat vragen doornemen - ik ben nog steeds geboren op 13 12 57, gebruik geen bloedverdunners en ben er voor een kijkoperatie- komt het neer op het inbrengen van een infuus. Terwijl ze bijna klaar is met mij komt een collega verpleegkundige de zaal in lopen. Qua postuur en manier van lopen doet ze me direct denken aan een figuur uit Suske en Wiske. Voor de kenners: de Dulle Griet. Grof, breed postuur met de wat schommelige gang van een ervaren zeebonk. Ze stuurt mijn verpleegkundige naar de lunch en gaat zelf aan de gang met een nieuwe patiënt die wordt binnen gereden. Een oude, dovige boer, met een serie gezondheidsdefecten waar je u tegen zegt. Gelukkig heeft de zee verpleegkundige een harde roepstem.
Even maak ik me zorgen dat Ingrid veel eerder dan verwacht gebeld zal gaan worden. Zal ze vast van schrikken. Denken dat er iets vreselijks mis gegaan is met mij. Zie geen kans meer om daar nog iets aan te doen. Mijn telefoon is samen met bril, Ipad en kleren achter gebleven in een kastje op de zaal.
Nadat ik een half uur gespannen verveeld heb liggen kijken naar wat er om mij heen in de zaal gebeurt, staat er opeens een lange, wat magere man in operatie outfit naast mijn bed. Het mondkapje los onder zijn kin. Hij lijkt zo weggelopen uit een ziekenhuisserie van de TV. Het duurt een paar seconden voordat ik in hem mijn chirurg herken.
“Zo meneer Canter Cremers,” vraagt hij vriendelijk, “Bent u er klaar voor?”
Ik aarzel even voordat ik antwoord geef. ‘Kun je klaar zijn voor een operatie die je niet wil en vreest?’ schiet door mijn hoofd.
“Ja hoor, ik ben er klaar voor,” antwoord ik met een gespannen lach om mijn mond, “ Al een behoorlijke tijd inmiddels.”
Hij snapt de strekking van mijn antwoord onmiddellijk.
”Sorry, er kwam een spoedgeval tussen door,” reageert hij terwijl hij me bemoedigend op de schouders klopt, “Nu in ieder geval, tot zo.”
Hij verdwijnt door een deur tegenover me uit de zaal.
Nu de chirurg langs is geweest verwacht ik snel naar de operatiekamer te worden gereden. Valt toch nog wat tegen. Een kwartier later is mijn senior verpleegkundige weer terug van haar ruime half uur lunch. Ze lijkt net zo verbaasd als ik dat ik er nog steeds lig. Ze wisselt een paar zinnen met de zeebonk. Ze besluiten dat ze ook niet veel anders kunnen doen dan afwachten tot ze me halen. C gaat druk in de weer met het aanvullen van de voorraden in alle rollende ladenkastjes die ze gebruiken bij het voorbereiden van de patiënten. Daarna gaan de twee verpleegkundigen samen aan een bureau zitten en beginnen te praten over het werk bij het ziekenhuis. Met mijn kwalificatie van zeebonk zat ik er niet ver naast. Ze werkt standaard maar twee dagen per week in het ziekenhuis. De rest van de tijd geeft ze les aan een maritieme opleiding.
Als ik later even met haar praat legt ze uit dat ze acht jaar in de offshore heeft gewerkt. Op booreilanden en zo. Nu geeft ze EHBO onderwijs aan kapiteins, stuurlieden en dergelijke. Het is sinds kort bij wet verplicht dat ze om de vijf jaar een dergelijke opleiding volgen. De afgelopen twee jaar was het daardoor erg druk met de opleidingen. Nu wat minder. Zal over twee jaar wel weer drukker worden. Spontaan geeft ze aan dat ze vindt dat ik wel heel lang moet liggen wachten op de operatie. Zal ze toch iets van gaan zeggen in het overleg van de afdeling.
Terwijl ze naar een nieuw binnengereden patiënt gaat, komt een man in groen tenue naar me toe. Hij stelt zich voor als assistent anesthesist. Hij gaat me meenemen naar de operatiekamer. Het is precies half twee. Bijna op de minuut af heb ik anderhalf uur in ‘voorbereiding’ gelegen.
In de operatiekamer is niemand. Behalve zacht ruisen van de luchtverversing alleen het piepen van de wielen van mijn speciale ziekenhuisbed. Met wat moeite manoeuvreert de man mijn bed naast de operatietafel. Terwijl hij er mee bezig is komen andere mensen de operatiekamer binnen. Nadat ik over ben gestapt op de smalle operatietafel bedekt een van hen me met een deken vanwege de koude lucht die de luchtverversing over me heen blaast. Zal wel de operatieverpleegkundige zijn. Een man stelt zich voor als assistent arts die me samen met mijn chirurg zal opereren. Mijn rechterarm met infuus wordt op een schuin uitstekende steun gelegd. Mijn linkerarm moet ik van de assistent arts met de duim naar boven langs mijn lichaam leggen. Hierna wordt er een laken overheen geslagen waarop ik moet gaan liggen. Effectief kan ik met mijn linkerarm geen kant meer op. Voel me steeds meer een anoniem stuk vlees op een hakblok.
Ondertussen is aan mijn rechterkant een nieuwe man verschenen. Ik herken in de rijzige figuur nu wat sneller mijn chirurg. Hij vraagt me of ik goed lig. Ik geef aan van wel. Toch begint hij aan de steun van mijn rechterarm te sleutelen. Hij vindt dat die in een knik ligt. Ik heb er geen erg in. Na wat getrek en gedoe met onzichtbare bevestigingsbouten is hij tevreden. Natuurlijk ben ik het met hem eens dat die nu veel beter ligt. Het voelt niet anders. Hierna haalt hij mijn linkerarm weer tevoorschijn en legt die opnieuw klem in het laken. Tevreden met zijn werk spreekt hij de verzamelde groep mensen om mijn bed toe. Ik tel snel een stuk of zeven hoofden. De chirurg legt het team de operatie uit. Hierna mag ik gaan slapen. Terwijl iemand een plastic masker stevig over mijn mond en neus drukt wacht ik gespannen op wat komen gaat. Het lijkt wel of de narcose niet gaat werken is mijn laatste gedachte.
Het zicht in mijn ogen komt terug op de uitslaapkamer. Na wat minuten realiseren dat ik nog leef zoek ik de klok. Het is een paar minuten over drie. Onder de deken voel ik een vervelende stekende pijn in mijn zij. En ook op mijn buik. Voorzichtig voelen onder het laken leert dat er drie kleine pleisters op mijn buik zitten. De operatie lijkt te zijn gegaan zoals gepland.
Na een minuut of tien komt een verpleegkundige informeren hoe het met me gaat. Op mijn pijnklachten geeft ze me nog wat extra pijnstilling in het infuus. Tien minuten verder herhaalt ze het als ik de pijn nog steeds vervelend vind. Ik heb een droge mond en vraag of ik iets te drinken kan krijgen. Dat kan niet. Wel een waterijsje.
Op de vraag waarom ze eigenlijk waterijsjes geven blijkt het een overgebleven gewoonte. Het stamt uit de tijd dat mensen bij de operatie een buisje in de keel kregen. Dat kon dan wat rauw voelen en de kou van het ijsje hielp dat verdoven. Daarnaast gaf en geeft de suiker uit het ijsje wat energie. Tegenwoordig gaat de beademing tijdens de operatie zonder buisje en hoeft er eigenlijk geen ijsje meer te worden gegeven. Maar ach het is lekker, dus wat zou het.
Om half vier mag ik terug naar de zaal. Bij de overdracht blijk ik voor de pijnstilling vijf units piri (oid) gehad te hebben. Voor mij geheimtaal maar belangrijk om te noteren. Daarnaast ondansetron tegen de misselijkheid. Ik maak er een aantekening van in mijn geheugen. In mijn dossier staat namelijk dat ze me dat middel niet moeten geven in verband met de obstipatie die ik er een keer van heb gekregen.
Terug op zaal ligt mijn buurvrouw nog steeds te wachten op haar operatie. Nog steeds niet erg in voor een gesprek. Al snel krijg ik een kop koffie en een boterham aangeboden. Veel honger heb ik niet, maar bestel toch twee boterhammen met rookvlees. Terwijl ik ze opeet gaat een verpleegkundige naar de man die rond het middaguur op de zaal arriveerde.
“Helaas meneer uw operatie is geschrapt. Het is te druk. Uw operatie wordt verplaatst. “ De man protesteert minder dan ik verwacht en begrijpelijk acht. Het is net of hij er al half rekening mee hield. Na wat afrondend gedoe met de verontwaardigde man gaat ze naar mijn buurvrouw. Ik verwacht dat ze dezelfde mededeling gaat krijgen en prijs me met terugwerkende kracht steeds gelukkiger dat ik voor ben getrokken
“Ik mag u zo ophalen,” zegt E tegen mijn buurvrouw, “Ze werken voor u over vandaag.”
Na nog een kop thee kan ik naar de WC. Daarvoor heb ik al op de rand van mijn bed gezeten zonder duizelig te worden. Daarmee zijn alle vinkjes voor mijn ontslag gezet. De verpleegkundige neemt nog wel even de lijst met voorschriften door, zoals twee dagen niet autorijden, een week niet tillen en persen, fietsen sporten en ook tillen mag op geleide van uw klachten. Ik krijg het op papier mee.
“Verder,” geeft de verpleegkundige E op haar standaard zakelijke toon aan, “Het kan het zijn dat u de komende dag schouderklachten krijgt. Uw buik is bij de operatie opgeblazen met medisch koolzuurgas. Dit moet langs natuurlijke wijze uw lichaam verlaten. Door de zwaartekracht stijgt het omhoog en dat kan schouderklachten geven.”
Mijn post operatieve bolle bierbuik is in ieder geval verklaard.
“Krijg ik nog iets mee tegen de pijn van de operatiewonden? ”vraag ik haar tot slot.
Ze heeft niet direct een antwoord. Ook na zoeken in het systeem heeft ze geen antwoord. E belt daarom met de anesthesist van mijn operatie. Die blijkt niet meer bereikbaar. Gelukkig is er een dienstdoende anesthesist. Die moet het opzoeken.
Ondertussen bel ik Ingrid dat ze me met een rolstoel mag ophalen. Bij het omkleden zie ik drie pleisters op mijn opgeblazen buik. Een bij mijn navel en twee op enige afstand ervan aan de linkerkant van mijn lichaam. Vooral degene die het meest in mijn linkerzij zit doet bij sommige bewegingen stekend pijn. Ruim een kwartier later komt de verpleegkundig me opgewekt vertellen dat ik een pijnbox en wat oxycodon kan afhalen bij de ziekenhuisapotheek. Het recept is er net naar toe gestuurd. Ik bedank haar gemeend voor de goede zorgen.
De ziekenhuisapotheek is bijzonder rustig. Maar een wachtende voor me. Ongekend snel kan ik met de nodige pijnstilling onder de arm het pand verlaten.
In de auto terug naar huis vertelt Ingrid dat ze aan het einde van mijn operatie is gebeld door de chirurg. Ze werd er door overvallen terwijl ze ingespannen aan het werk was. Het was ook maar kort geweest. Behalve het geruststellende bericht dat het goed me was had hij ook iets gezegd over de operatie zelf. Hij had dacht hij de plek gevonden en had er een behoorlijk stuk uitgesneden. Ook zei hij iets over een lymfeklier. Tot slot gaf hij aan dat hij ook nog contact zou opnemen met mijn hematoloog Y. Voor er tijd was om na te denken over wat hij nu eigenlijk zei, had hij al weer opgehangen. Later kwamen de vragen pas. Wat had hij nu eigenlijk gezegd? Eh, lymfeklier? Hoe bedoel u? Was de vlek een lymfeklier en is daar een stuk uitgenomen? Helemaal weggesneden?
Gelukkig neemt hij nog contact op met mijn hematoloog. Woensdag 14 juni heb ik een belafspraak met haar. Kan ik haar vragen naar de achtergronden van de operatie.
Thuis gaat Ingrid koken terwijl ik me terugtrek op de bank. Hierna hangen voor de tv. Dankzij de standaard pijnstilling van paracetamol met diclofenac heb ik geen extra oxycodon nodig. Alleen bij bepaalde houdingen en bewegingen voel ik de operatiewonden. Bij het uitkleden kan ik voor het eerst mijn opgeblazen buik goed bekijken. Deze is bijna van onder tot boven ingesmeerd met rozig van de jodium, Drie witte pleisterplakkers steken er goed tegen af. ’s Nachts slaap ik tot mijn verbazing tot bijna aan de wekker. Als ik uit bed stap merk ik wel dat ik snel weer pijnstilling moet gaan innemen. Het laken is rozig geworden van de jodium van mijn buik. Douchen mag pas na een dag. Misschien had ik wel iets met een washandje mogen doen?
Gedurende de dag (13 juni) ben ik blij dat verpleegkundige E heeft verteld van de kans op schouderpijn. Zelfs ondanks de stevige dosis pijnstillers begin ik vooral mijn rechterschouder onaangenaam goed te voelen. Zelfs al doe ik nauwelijks meer dan bed en bank hangen. ’s Avonds tijdens weer eindeloos tv kijken, je moet iets doen om de dag door te komen, zakt de pijn weer weg. Bij het slapen geeft alleen de snede in mijn zij wat last. Afhankelijk van beweging en ligging zorgt die voor vervelend stekende pijnen. Gelukkig zijn er lighoudingen te vinden waarin die zich rustig houdt.
Woensdag 14 juni maak ik een boswandeling van zo’n drie kilometer. Erna voel ik de wonden iets meer dan ervoor. De krant lezen op de bank brengt ze tot rust. ’s Middags belt mijn hematoloog Y. Nadat ik op haar vraag heb aangegeven dat ik weer redelijk in orde ben, krijg ik de gelegenheid mijn vragen te stellen.
“De chirurg zou contact met u opnemen over de operatie, ”begin ik mijn vraag, “Kunt u uitleggen wat hij nu weggesneden heeft?”
“Oh zou hij contact met mij opnemen," antwoord Y verrast, "Ik heb hem nog niet gesproken, dus ik weet het niet,".
“Is er al een uitslag van het onderzoek van het weefsel?” vraag ik hoopvol.
“Nee dat is er nog niet, “antwoord Y op een manier die aangeeft dat ze de vraag al veel te vaak heeft beantwoord, ”Dat duurt ook nog even. Het materiaal moet eerst worden ingevroren, dat duurt een dag. Dan moeten er dunne plakjes van worden gesneden, duurt ook een dag. Daarna krijgt het een eerste kleuring, duurt weer een dag, en zo verder. Volgende week donderdag hebben we een afspraak. De uitslag zal er kort daarvoor zijn. Ik heb hem dan ook die ochtend besproken met de andere specialisten. We zullen hem dan doornemen en kijken naar de verdere behandeling van uw lymfoom.”
Anders gezegd: Ingrid en ik moeten geduld hebben. Y beloofd desgevraagd nog wel te bellen als de uitslag er eerder is. Uit de toon waarop ze het beloofd concludeer ik dat ik niet op een telefoontje hoef te rekenen.
De onzekerheid duurt voort.
Kan ik die werkafspraak maken?
Of beter maar van niet?
Lymfoom onderdrukt?
Toch nog niet volledig?
Droomscenario in het verschiet?
Hiep hoi, in aanmerking voor moderne behandeling?
Dus geen maand behandeling in Z?
Nachtmerrie vervolg aan de orde?
Wel opname in Z?
Wel maanden uit de roulatie?
Wel tumor?
Geen Tumor?
Kut Ziekte.
Kut lichaam.
Reactie plaatsen
Reacties
Beste Hayo, je wordt wel te grazen genomen! Die onzekerheden en de afhankelijkheid van de kwakzalverij lijken me moordend. Knap dat je/jullie de
strijd met opgeheven hoofd blijven voeren! Heel veel sterkte!