
(24 april - 7 mei 2023) Het is maandagmorgen 24 april 2023. Met tegenzin stap ik uit bed. Kleed me aan. Pak mijn tas met ziekenhuis uitrusting voor de komende drie dagen. Beneden wachten pillen en het vermoedelijk laatste ontbijt van de komende dagen. Vandaag start de laatste kuur. Het einde van het eerste deel van de behandeling. Niet aan denken. Na deel een komt deel twee. Shit toch weer aan gedacht.
Het weekend is veel te snel voorbij gegleden. Zo snel dat ik me met de beste wil niet meer kan herinneren meer wat ik gedaan heb. (Ik schrijf dit op 29 mei). Tot zover bewust leven. Dat ik natuurlijk iedere minuut doe sinds ik weet dat ik kanker heb. Of blijf ik krampachtig vasthouden aan mijn oude leven en ontkennen dat er iets wezenlijks anders is? Ben ik me eigenlijk wel bewust dat ik ernstig ziek ben? Heb ik eigenlijk wel geaccepteerd dat ik kanker heb? Dat het ook wel eens mis kan gaan? Dat ik over x maanden toch echt dood kan zijn? Terwijl ik mijn ontbijt klaar maak, boterham jam en bakje lactosevrije yoghurt met klein gesneden kiwi, spoken deze vragen door mijn hoofd.
Ik kijk op de klok aan de muur. Nog iets meer dan een uur voor ik in het ziekenhuis moet zijn. Het innemen van de voorgeschreven pillen kan nog even wachten. Moet ik een uur voor de aanvang van de behandeling innemen. Misschien zou ik opgewekt moeten zijn. Misschien zou ik het zijn als het echt de laatste kuur zou zijn. Als. Als. Als. Kan ik loskomen van als? Ik vrees van niet.
Helaas. Deel twee van de behandeling komt er nog aan. Daarmee vergeleken is deel een kinderspiel. En daar zie ik vandaag al tegenop. Net zo als tegen de kuur die zo gaat beginnen. Kan al behoorlijk goed invullen wat me de komende drie dagen te wachten staat. Er blijft een deel over dat valt onder de noemer: Help, hoe zal het dit keer zijn? Het vervult me met angst. En weerzin. Mijn lichaam gaat steeds minder goed om met de kuren. Dat heb ik de afgelopen keer wel gemerkt. Zogenaamd een lichte kuur. Was de eerste keer ook echt zo. Zat tijdens de hele kuur te praten, te typen, te lezen, te luisteren, actief te wezen. Nu vreselijker dan een zware. Geen activiteit, behalve suffen in bed. De voorgaande kuren laten kennelijk schade na die de volgende nog zwaarder te verteren maakt. Vandaag begin ik aan wat te boek staat als een zware kuur. Als de laatste lichte als zwaar te verteren was, hoe zwaar zal het me verteren van een zware vallen?
Ik kijk nog eens op de klok. De tijd is weer vooruit geschoven. Waarom stopt dat toch nooit? Het innemen van de pillen kan echt niet meer wachten. Ik moet het doel weer in gedachten nemen: Ik wil beter worden.
De twee stuks paracetamol, een pil dexamethason en een pil tegen de misselijkheid, Apripitant 125 mg, glijden met water soepel naar binnen. Wijs geworden van de vorige keer voeg ik er meteen ook nog een tweede middel tegen de misselijkheid aan toe, metoclopramide. Volgens de informatiebundel van het ziekenhuis zou ik nog een tablet clemastine moeten innemen. Dit dient om een mogelijke afweerreactie op het toedienen van het immunotherapiemiddel, Rituximab, te onderdrukken. Ik krijg het dit keer weer in het ziekenhuis via het infuus. Is bij deze kuur beter zo zei de arts tijdens het laatste consult. Waarom? Geen idee.
Nog even somber en bedrukt als bij het ontwaken stappen Ingrid en ik iets voor negenen op de achtste verdieping van het ziekenhuis uit de lift. Bij de balie hoef ik niets te zeggen. De zwaar opgemaakte en sterk geblondeerde afdelingssecretaresse die qua leeftijd tegen haar pensioen moet lopen heeft me al herkend.
“Goedemorgen, meneer Canter Cremers, “ zegt ze nog vriendelijker dan de vorige keren, “Dit is de laatste kuur voor u, niet? Ik zal de verpleegkundige bellen dat u er bent. Neemt u maar even plaats. Ze komt u zo halen. Kan ik jullie vast een kop koffie aanbieden.” Ingrid en ik knikken gezamenlijk op het aanbod van koffie.
De verpleegkundige, een oude bekende, begint met zich te verontschuldigen dat het halen wat langer duurde. Net bezig met een patiënt en dat vergde iets meer tijd dan verwacht. Ze neemt ons mee naar een zaal voor in de gang. Drie bedden zijn al bezet, zodat direct duidelijk is waar ik kom te liggen, in de hoek tegen de muur.
Een half uur later lig ik aan het infuus met Rituximab, de immuuntherapie. Door het daaraan vooraf gegeven infuus met clemastine wordt ik al wat suffig. Ingrid heeft alle handelingen aanschouwt en ziet dat het goed gaat. Ze neemt afscheid in de hoop me ’s avonds in betere staat te zien dan de vorige keer. Ik hoop het ook. Heb er een hard hoofd in.
Nadat de zak met immuuntherapie leeg is gedruppeld volgt even spoelen en daarna het eerste cytostaticum, oxaliplatine. Een verbinding met platina erin die iets doet met DNA replicatie. Het druppelt nog maar net mijn bloed als ik me al beroerder begin te voelen. Bij de dame van de maaltijdverzorging vraag ik om een kop soep. Soms helpt dat. De cup-a-soep groentesoep smaakt nog wel, maar ligt weldra als een steen op mijn maag. Ik moet gelukkig pas overgeven als ik alweer ben afgekoppeld van het infuus. De rest van de dag breng ik vooral beroerd suffend door. Geen zin in luisteren naar de radio. Geen zin in de krant of boek lezen. Niet in staat te typen. Praten met kamergenoten? Geen energie voor.
De avondmaaltijd laat ik behalve twee kleine hapjes uit een plastic cupje appelmoes aan me voorbij gaan. Van de kopjes thee en water die regelmatig krijg probeer ik met kleine slokjes toch nog zoveel mogelijk te drinken. Het water smaakt naar olie, de thee naar iets vies waar ik geen naam voor heb kunnen bedenken. Bedorven slootwater. Volgens de instructie moet ik minimaal anderhalve liter, liever nog 2 liter per dag drinken. Met de moed der wanhoop neem ik weer een klein slokje van het afgekoelde kopje thee. De glazen beker is al bijna half leeg.
Als Ingrid ’s avonds op bezoek komt ben ik inderdaad iets helderder dan de vorige keer. We houden het ongeveer een half uur vol. Ze merkt dat ik steeds vermoeider reageer en neemt afscheid. De nacht verglijdt slapend met een paar onderbrekingen voor gangen naar de WC. In mijn maag zit niets. Toch komt er na veel spiercontracties steeds wat slijm in de wc pot terecht. Erna houden de contracties langzaam op en kan ik weer een paar uur verder slapen. Van het anti misselijkheidsmiddel metoclopramide heb ik gelukkig z pillen. Scheelt weer veel kokhalzen bij het innemen. Heel erg goed werkt het niet. Hoewel? Je weet natuurlijk nooit hoe het zou zijn zonder.
Dinsdagochtend bestel ik als ontbijt een beschuit met jam. Ik kijk er lang naar. Kan me er niet toe zetten ze op te eten. Bij de ochtendcontrole van bloeddruk en temperatuur kondigt de verpleegkundige aan dat ze snel wil beginnen met het volgende infuus, cytarabine. Met wat geluk kan ik dan vanmiddag de tweede zak met het cytostaticum krijgen en vanavond naar huis.
Ik steiger bijna in mijn bed. Dat kan niet goed gaan. De vorige keer moest er negen uur tussen de twee zakken zitten. Ik voel me al zo ziek. Bang voor de gevolgen vraag ik me af wat twee van die zakken rotspul achter elkaar voor effect op me zullen hebben. Het duurt uiteindelijk tot een uur of elf voordat de zak aangesloten wordt op mijn bloed. Terwijl ze de zak aansluit vertelt de verpleegkundige dat ze toch gaan voor het oude schema. Morgen pas de tweede zak.
“Gelukkig,” denk ik nog net terwijl een golf misselijkheid door mijn lichaam trekt. Ik vraag de vrouw of er nog iets extra tegen de misselijkheid gegeven kan worden. Ze gaat het overleggen en komt terug met een minuscuul stukje tablet. Ze legt uit dat het een halve tablet Lorazepam is. Ik zal er wel slaperig van worden. Maar een ander middel, ondansetron, is geen optie omdat ik daar een vorige keer zo’n obstipatie van heb gekregen.
Ik neem het mini brokje medicijn in mijn mond en slik het met moeite door met een kleine slok water. Iets erna moet ik kokhalzen. Gelukkig blijft echt overgeven uit.
Waarom geen zetpil? Ik kan de vraag niet meer stellen want de verpleegkundige is al weer door naar een andere zaal, andere patiënt. Daarna vergeet ik de vraag. Blijft op zich verbazingwekkend. Afgezien van metaclopromide, heb ik van de andere anti-misselijkheidsmedicijnen alleen maar pillen gekregen. Prima zolang je nog niet misselijk bent. Maar als je zoals ik na een dag chemo al braken-misselijk bent niet heel handig. Ik neem me voor het nog eens na te vragen bij mijn arts.
Zonder verpleegkundige in de zaal liggen we elkaar vanuit onze bedden een beetje verlegen aan te kijken. Min of meer te wachten tot iemand het gesprek te begint. Duurt even, maar dan kan ik mijn ziekte delen met de anderen. Ik maak ook kennis met de ziektegeschiedenis van mijn kamergenoten. Een waarschuwing vooraf: niet direct opwekkend.
Tegenover me op de zaal ligt een man. Ik noem hem Jan. Hij is net twee jaar gepensioneerd. Hij krijgt voeding via een sonde. Door zijn neus loopt de plastic slang tot in zijn maag. Aan de infuusstandaard een grote fles Nutrison, speciale vloeibare voeding. Nodig want hij is in de afgelopen paar maanden behoorlijk wat gewicht kwijt geraakt. Van ongeveer 78 kg naar nu 57 kg. Hij at simpelweg niets meer. Geen zin in. Hij heeft longkanker met uitzaaiingen. Aan zijn bed hangen diverse bakken die via drains diverse soorten lichaamsvocht opvangen. Krijgt nog wel een behandeling.
“Alleen levensverlengend, “zegt hij zelf.
De oorzaak van zijn longkanker?
“Ik snap niet waar ik het van gekregen heb,” geeft de man nog vrij opgewekt aan. “Ik rook al veertig jaar niet meer. De specialist geeft aan dat het misschien asbestlongkanker is. Maar hoe dat zou kunnen? Ik werkte niet met asbest, mijn hele leven nooit gedaan. Het is me een groot raadsel.”
Naast me ligt ook een man. Ik noem hem Kees. Minder uitgemergeld dan de man tegenover me, maar toch meer dood dan levend. Al heeft hij zijn goede momenten. Hij is net een jaar gepensioneerd. Altijd heel sportief geweest. Meerdere keren per week heel intensief sporten. Heeft prostaatkanker. Met uitzaaiingen. Erg agressief. Zit ook in zijn beenmerg. Zou chemo krijgen maar kreeg plotseling hevige koorts. Bestrijding daarvan heeft voorrang. Zit nu aan een cocktail van antibiotica terwijl ze uitzoeken voor welk de bacterie echt gevoelig is. Een vrouw, zijn vrouw of zus, is overdag bijna de hele dag bij hem aanwezig. Regelmatig verschijnen er artsen aan zijn bed. Hebben het over een operatie. Willen een biopt van het beenmerg nemen voor onderzoek. Nodig om de behandeling af te stemmen op de aard van de kanker. Uitslag laat alleen wel twee weken op zich wachten. Nu de koorts bijna is verdwenen willen ze eigenlijk al morgen beginnen met de chemo. Volgt een lange discussie over nut en noodzaak van het biopt. Ook omdat hij bang is voor de pijn van de operatie. Beenmergpunctie schijnt erg pijnlijk te zijn.
Schuin tegenover me ligt een derde man. Die geeft in het geheel geen uitleg over wat hij heeft. Geen van ons vraagt ernaar. Zonder er een afspraak over te hebben gemaakt, hanteren we een code: Je vertelt het uit jezelf, of niet. Uiteraard krijgt de zaal wel wat mee als een arts of verpleegkundige met hem bezig is. Privacy is in een ziekenhuiszaal ver te zoeken. Misschien iets voor de Autoriteit Persoonsgegevens om zich nog eens in te verdiepen.
De man lijkt overigens een geval ‘andere afdelingen vol’. Krijgt antibiotica per infuus vanwege een wondinfectie. Is even de vraag geweest of de bacterie wel reageerde op het antibioticum. Gaat nu goed en hij mag vandaag of morgen naar huis. En verder? Hij luistert aandachtig naar onze verhalen. Ziet daarin geen reden om iets over zichzelf te vertellen.
We worden onderbroken door de verpleegkundige. Ze vraagt of ze nog iemand kan helpen met wassen. Ik wil zelf onder de douche. Heb er zelfs aan gedacht shampoo mee te nemen. Ik vraag haar om een hoes over mijn infuus. De vorige keer hadden ze daar een soort plastic mouwen met elastiek aan beide uiteinden voor. Helaas die hebben ze niet meer. De verpleegkundige weet raad. Uit de keuken haalt ze een rol vershoudfolie. Mijn stuk arm met infuus wordt er ingewikkeld.
Het werkt prima. Tijdens het douchen dringt geen druppel water door tot de infuusplakker op mijn arm. Na het douchen kruip ik weer snel in bed. Best moe geworden van al dat bewegen.
Als ik lig beginnen mijn eigen versufte hersenen te werken. De verhalen van de twee kankerpatiënten drukken op mijn gemoed. Zo kan ik er vandaag of morgen ook bij komen te liggen. Tot nu toe heb ik het idee dat het allemaal wel meevalt. Vervelende ziekte maar behandelbaar. Behandeling zeker geen pretje. Vooruitzicht: mijn tijd lijkt nog niet gekomen. Hebben zij misschien ook gedacht.
Al vaker gestelde vragen spoken weer door mijn hoofd. Ben ik me eigenlijk wel bewust dat ik ernstig ziek ben? Heb ik eigenlijk wel geaccepteerd dat ik kanker heb? Dat het ook wel eens mis kan gaan? Dat ik over x maanden toch echt dood kan zijn? Moet ik andere dingen gaan doen? Stoppen met werken? Natuurlijk ben ik me ervan bewust dat ik ernstig ziek ben. Maar wat betekent het dat ik me ervan bewust ben? Waaruit blijkt dat dan? Het is een draaikolk van vragen en gedachten waar ik niet uit ontsnap.
Ik suf beroerd, belabberd en half misselijk verder. Tegen elf uur overleg ik met de dame van het eten over het niet bestellen van avondeten.
“Heeft geen zin,” zeg ik tegen haar, “Ik eet het toch niet op.”
“Oh,” antwoord ze opgewekt, “je kunt ook een kop soep krijgen.”
Mijn weerstand is gering.
“Graag soep dan,” antwoord ik, ook om van haar af te zijn, ”Met een bakje appelmoes en lactosevrije caramelkwark alsjeblieft.” Ze noteert de bestelling snel op haar i-pad en loopt de zaal uit. Ze moet nog meer doen vandaag.
Hoe had ik kunnen weten dat ik ook soep kon bestellen, vraag ik me af. Het staat nergens op de lijst met maaltijden. Nergens in de informatieklapper. Geen verpleegkundige of arts heeft het ooit tegen me gezegd. Handig. Een ziekenhuisvoorziening waar je toevallig achter moet komen.
Ik suf beroerd, belabberd de rest van de dag door. Voornaamste bezigheid is narekenen wanneer ik de volgende anti-misselijkheidspil kan innemen. Een paar keer ga ik naar de wc omdat ik denk dat ik moet overgeven. Blijkt de meeste keren mee te vallen, een enkele keer niet. Diarree kan ik toevoegen aan mijn ongemakken. Ik heb verder nergens energie voor. Ik lig maar met mijn ogen dicht de tijd voorbij te laten gaan.
Als de zak met het cytostaticum leeg is wordt ik weer van het infuus afgekoppeld. Als ik wil kan ik doen wat ik wil. Ik wil niks. Zo af en toe trekken maag en buikspieren samen alsof over te gaan geven. Na een contractie houdt het op, zodat ik niet echt hoef over te geven. Veel lekkerder ga ik me er niet van voelen. Rond vijf uur krijg ik de bestelde soep. Het blijken twee koppen. Extra voedzame soep. Na lang aarzelen probeer ik een half lepeltje. Geen idee wat voor soep het is. Ongetwijfeld zeer voedzaam. Te voedzaam voor mijn misselijke maag. Ik laat het bij de halve hap. Ik kan me ook niet toe zetten de appelmoes of caramelkwark te proberen. Na een paar uur worden ze weggenomen.
Dag verandert toch weer in nacht. De nacht ook weer in een nieuwe dag. Ontbijt sla ik over. Lunch ook. De verpleegkundige hangt rond half tien de laatste zak van deze ronde aan de infuusstandaard. Voor ze de zak aansluit controleert ze of de infuusnaald op mijn arm nog wel goed vloeistof doorlaat in mijn bloed. Helaas niet. Ze verwijdert hem. Een nieuwe moet in mijn andere, rechterarm, geprikt. Mijn armen zijn wat koud. De bloedvaten daardoor minder goed zichtbaar. Op mijn hand kronkelen de bloedvaten nog volop. Ze stelt voor het infuus daarin te steken. Ik weiger. Geen zin in een herhaling van eerder pijnlijk en bloedig drama. Licht teleurgesteld gaat ze met enige tegenzin op zoek naar een bloedvat in mijn onderarm. Veel aandachtig kijken, kloppen en gezucht later plaatst ze het. Ze controleert de werking en die is nu uitstekend. De zak met infuusvloeistof wordt snel aangesloten. Met een mengeling van vrees en opluchting zie ik de zak met cytarabine leegdruppelen. De laatste. Van het eerste deel van mijn behandeling. Hoe ziek zal ik me vanavond voelen?
Tegen een uur is de zak leeg. Na het naspoelen mag ik Ingrid bellen om me op te halen. Ik voel me zo ziek, zwak en beroerd dat ik haar vraag me op te halen op de afdeling. Met een rolstoel. Met moeite hij ik me uit bed, kleed me om en pak mijn tas in met alle spullen. Voor de zekerheid laat ik Ingrid controleren of ik niets vergeten ben. Dit keer niet. Ik wens mijn kamergenoten sterkte. Dank de verpleegkundige voor alle goede zorgen en vraag haar alle collega’s ook vriendelijk te bedanken. Op hun inzet en zorg heb ik niets aan te merken. Toch hoop ik de afdeling nooit meer te zien. Realiseer me dat het onrealistisch is. Hoop in ieder geval dat het nog heel veel jaren duurt voor ik er weer terecht kom. Ben blij dat ik in rolstoel naar de uitgang wordt gereden. Ben blij dat de auto vlakbij de stalling van de rolstoelen is geparkeerd. Loop moeizaam de paar meter naar de auto. Laat me langzaam in de autostoel zakken. Voel de misselijkheid stijgen. Tijdens de rit naar huis hoef ik niet te kokhalzen of overgeven. Gelukkig.
Thuis kruip ik in bed en suf verder. Voor het avondeten kookt Ingrid wat witte rijst. Ik eet drie eetlepels met wat bruine basterdsuiker. Hang wat ongeïnteresseerd voor de tv. Ga naar bed. Val in slaap.
Donderdag 27 april voel ik me nog steeds beroerd. De morgen blijf ik in bed. Als lunch probeer ik een kop cup-a-soup met een daarin gedoopt beschuit. Het bevalt redelijk. ’s Avonds weer wat witte rijst met basterd suiker, drie lepels meer dan gisteren. Daarna een avondvullende Lewis op tv. Eenmaal in bed val ik vrij snel in slaap. Om een uur of twee wordt ik weer wakker. In mijn maag heb ik een vervelend gevoel. Ga wat rechter op zitten. Vervelend gevoel blijft. Moet overgeven. Heb gelukkig een kotszak op het nachtkastje liggen. Anders was de vloer van slaapkamer en gang erg vies geworden. De contracties houden lang aan. Ook als er allang niets meer uitkomt. Uitgeput kruip ik weer in bed. Val in slaap. Herhaling na twee uur. De rest van de nacht en ochtend ren ik om de twee uur naar de wc om weer uitgebreid met heel veel spiersamentrekkingen bijzonder kleine hoeveelheden slijm en maagzuur over te geven. Hoe kleiner de hoeveelheid, hoe intensiever het braken.
Vrijdagmorgen 28 april bel ik het oncologische spreekuur van het ziekenhuis. Of ik niet nog wat tegen de misselijkheid kan krijgen. Alleen metoclopramide zetpillen werken duidelijk niet voldoende. Degene die me te woord staat gaat het overleggen met de arts. Twee sessies op de wc later komt het verlossende woord. Een recept voor Lorazepam is naar onze apotheek gestuurd. Ingrid gaat het direct halen. Ik lees de aanwijzing op het doosje niet goed en neem een hele pil in. Had een halve moeten zijn. Mag ik drie per keer dag innemen.
De rest van de middag breng ik vooral slapend door op de bank in de huiskamer. De misselijkheid is gelukkig veel en veel minder. Het avondeten bestaat uit een kom kippensoep. Die blijft binnen. Al scheelt het niet veel. Bij het innemen van de halve pil Lorazepam voor het slapengaan heeft mijn maag het weer moeilijk. Staand bij de aanrecht beginnen spierconctracties de pil weer naar buiten te werken. Ik blijf hardnekkig staan en na drie of vier contracties voel ik me even een herkauwende koe. Maar de pil blijft in mijn systeem.
Ongeveer twee maanden geleden planden Ingrid en ik van 29 april tot en met 7 mei een vakantie. Te beginnen op de 29e met een barbecue met een groep vrienden bij ons vakantiehuisje in de Achterhoek, de Boerderij. Op dat moment zou dat ruim twee weken na mijn laatste chemokuur zijn. Zou ik me naar verwachting weer redelijk gezond voelen. Dingen kunnen doen. Door veranderingen in de planning van de kuur begint de vakantie nu terwijl ik me ziek, zwak en misselijk voel. Geen energie heb waar dan ook voor. Twee dagen na de laatste kuur. We besluiten de week vrij toch maar door te laten gaan. Op de Boerderij door te brengen. Te ingewikkeld om het nog te veranderen. Ingrid heeft door de aard van haar werk zoveel afspraken dat het niet eenvoudig is een nieuwe week vrij te maken.
Zaterdag speel ik voor postpakketje. Van de bank in Apeldoorn wordt ik naar de bank in de Boerderij in Lintelo getransporteerd. Tycho is er al. Hij helpt de hele middag vuur stoken in de oven in het bakhuisje. Aan het eind van de middag worden in de oude oven voor het eerst in heel veel jaren broden gebakken. Het resultaat is voor verbetering vatbaar. Veel worden aan de buitenkant wat koolzwartig. De vrienden komen, eten, helpen mee afwassen. Ik kijk vooral toe hoe Ingrid heen en weer loopt en uiteindelijk zichzelf tegen komt. Iedereen eet zich rond van het bijzondere BBQ vlees, een fantastisch klaargemaakte bout van wildzwijn en dito rollade. En van de meegenomen bijgerechten en door Tycho meesterlijk gemaakte chocolade mousse. Ik hou het bij twee minieme proefstukjes vlees en wat kippensoep.
Zondagochtend begint met een verrassing. Tijdens het sluimerend ontwaken denk ik dat ik verkouden geworden ben. Als ik eenmaal mijn ogen open heb zie ik dat het anders is. Mijn kussensloop zit onder het bloed. Mijn geopereerde neusgat is aan het bloeden gegaan. Een uur lang deppen en vegen stopt het bloeden niet. Uiteindelijk ga ik plat op de bank liggen. Na twee uur is het bloeden voorbij. Veel doe ik die dag niet meer. Ingrid ook niet.
De volgende dagen gaat het heel langzaam iets beter. Elke dag kan ik iets meer bewegen en begin ik ook iets meer te eten. Ik vrees dat ik door een week bijna niet eten behoorlijk afgevallen zal zijn. Een weegschaal is niet voor handen. Mijn broek hangt als een zak om mijn benen heen. Eigenlijk zou ik een nieuw gat in de riem moeten maken. Is op het laatste gat nu net te ruimen. Ik verwerk deze informatie tot een geschat gewicht van 96kg. Een persoonlijk record dal. Sinds circa 1984 niet meer geweest.
De noodzaak om alle anti misselijkheidspillen in te nemen blijft tot donderdag 4 mei. Lorazepam kan ik vrijdag 5 mei weglaten. Twee dagen later neem ik mijn laatste metoclopramide pil.
Zaterdagochtend 6 mei ontdek ik op mijn rechterbeen een bultje. Kennelijk heeft een mug me die nacht gestoken. Verdere inspectie levert nog twee rode bultjes op de bovenkant van mijn linkervoet. Nog een mug?
“So what?”, zullen de meeste mensen denken. Ik vroeger ook. De laatste jaren reageert mijn lichaam erg heftig op steken van muggen. Nog erger zijn prikken van brandnetels. Volgens de huisarts zou de plekken goed bedekken met jodium zalf de reactie kunnen beperken. Ik smeer betadine zalf en plak er pleister over heen.
Bij het naar bed gaan blijkt zaterdagavond dat het weinig zin heeft gehad. De muggenbult is zo groot als een pruim en een groot gebied eromheen opgezwollen van het oedeem. Onder pleisters op mijn linkervoet hebben zich beginnende wonden en een paar blaren gevormd. De voet zelf is bezig rood op te zwellen, net als mijn linkerkuit. Te zien aan de reactie is mijn linkervoet in aanraking geweest met een brandnetel. Ik neem twee paracetamol en hoop dat de pijn van de wonden op de linkervoet me niet uit de slaap zullen houden.
Dankzij de paracetamol valt het gelukkig mee. Zondagmorgen is mijn linkervoet en onderbeen echt behoorlijk opgezwollen. De huid staat strak. Op de voet breiden de wonden en blaren zich nog uit. Ik plak er verbandgaas overheen om het wondvocht op te vangen en de wonden zelf te beschermen tegen vuil.
In de loop van zondag begin ik me zorgen te maken Morgenochtend, maandag 8 mei, heb ik al om kwart over zeven een afspraak in het ziekenhuis. Voor het beoordelen van de effecten van de behandeling onderga ik dan een PET scan. Daarbij spuiten ze radioactief gelabeld suiker in je bloed. Kwaadaardige cellen zijn actiever dan gewone, gezonde lichaamscellen en gebruiken daardoor meer suiker. De radioactiviteit verzamelt zich hierdoor in tumoren en dergelijke. Daardoor zijn ze op de scan te herkennen. Als het goed is zouden mijn lymfeklieren nu vanwege de behandeling van de afgelopen maanden niet moeten oplichten. Dan bevatten ze geen kwaadaardige activiteit meer. Maar hoe zit dat met lymfeklieren die heel actief zijn vanwege een allergische reactie? Het zou me niet verbazen als die ook veel energie, en dus suiker, verbruiken. Kan het beeld behoorlijk verstoren. Overleggen met het ziekenhuis over het uitstellen van de scan zit er op een zondag niet in. Ik besluit het morgenochtend te bespreken met degene die me voor de scan in het ziekenhuis ontvangt. Kan er niets meer aan veranderen. Het is zoals het is.
Volgens de instructiefolder over de PET scan mag ik de dag ervoor geen zware lichamelijke arbeid verrichten. Op de boerderij ligt in weer en wind een grote stapel houtsnippers. Door de regen van de afgelopen weken zijn ze behoorlijk nat geregend en als gevolg daarvan gaan schimmelen en rotten. Veel zijn er al her en der rond bomen en onder struiken uitgestrooid om de groei van gras en onkruid te belemmeren. Het lijkt me zonde om het restant, toch nog een paar duizend liter, verder te schimmelen en rotten. Zeker omdat we er op circa 50 meter afstand van een oude hooiberg hebben staan waaronder ze beschermd tegen de regen kunnen opdrogen. Sinds vrijdag krui ik daarom twintig kruiwagens houtsnippers naar de hooiberg. Zondag ook. Het levert me een uitgebreide discussie op. Een kruiwagen met houtsnippers weegt niet heel veel, misschien een kilo of twintig. Ik vind het daarom geen zware lichamelijke inspanning, al helemaal omdat het later die middag zal gaan regenen. Ingrid is het niet met me eens. Samen met het heen en weer lopen vindt ze het wel onder de te vermijden activiteiten vallen. We worden het niet eens. Komt vaker voor.
Reactie plaatsen
Reacties