18 Operatie traanbuis

Gepubliceerd op 25 mei 2023 om 22:06

(19-20 april 2023)  Vergeten. Een mens is er goed in. Dan bedoel ik niet de boodschap die je echt had moeten kopen in de supermarkt. Het gaat mij om het vergeten van ervaringen,  vervelende ervaringen, zoals bijvoorbeeld pijn. Op het moment van de ervaring gaan we door de grond. Een paar weken later weten we nog wel dat het vreselijke pijn deed, maar het gevoel zelf kunnen we al niet meer oproepen. Naarmate er meer tijd verstrijkt, hoe vager de herinnering. Totdat je het opnieuw ervaart, bijvoorbeeld bij een volgende geboorte. Ik herinner me een vrouw die tijdens een extra pijnlijke wee tijdens de bevalling van haar derde kind uitriep: “Nou weet ik weer precies waarom ik nooit meer zwanger wilde worden.”  Helaas. Die herinnering kwam iets te laat. 

Maar zelfs in deze situatie maak je wel een soort vergelijk, maar nog steeds kun je de pijn van de eerdere keer niet meer helemaal precies oproepen. Zo gaat het met heel veel nare ervaringen. Je herinnert je nog dat het naar was, maar alle pijn, ellende en andere gevoelens die erbij horen kun je niet meer oproepen. En dat is maar goed ook. Ik moet er niet aan denken dat ik alle belabberdheid, kokhalzen, misselijkheid en zo verder van de afgelopen behandelingen nog heel precies zou kunnen oproepen. Het was klote. Elke kuur opnieuw. Dat is wel genoeg voor me om te herinneren.

Temidden van dit alles zijn er natuurlijk ook dingen die we niet vergeten. Het zijn meestal  gebeurtenissen zoals afspraken of processen die mislopen. Die staan tot in de eeuwigheid in onze hersens gebeiteld. Of op zijn minst denken we dat. In werkelijkheid zijn het meestal geen in beton gegoten zaken. Veeleer worden ze in de loop van de jaren aangedikt, van zwarter naar zwartst.

Neem nu bijvoorbeeld de behandeling van mijn verstopte traanbuis. Daarvoor even een korte recapitulatie. In november 2021 werd mijn rechteroog vanwege staar onderzocht bij een gespecialiseerde kliniek in Doetinchem. Tegelijk met de diagnose dat mijn rechteroog rijp was voor een staaroperatie kwam aan de orde dat de traanbuis van het oog verstopt was. De hbo assistent probeerde het buisje met wat zoutoplossing en een injectiespuit door te spoelen. Dat lukte maar zeer ten dele, ook omdat ik het geprutst in de hoek van mijn oog erg vervelend vond. Goed bedoelend gaf de assistent aan dat de oogarts daar tijdens de staaroperatie nog wel eens naar kon kijken. Het oog was dan toch al verdoofd, zodat hij wat meer kracht zou kunnen zetten. Mooi idee dat me wel aansprak.

Vroeg in de ochtend van 24 februari 2022 zat ik in de kliniek samen met drie anderen klaar voor de oog operatie. Blauwe operatie jasjes aan over onze kleren, kapje over de haren.  Om de paar minuten kwam een verpleegkundige nieuwe druppels in onze ogen doen. En bijna ieder kwartier verdween er iemand de operatiezone in en kwam een nieuwe patiënt samen met ons klaar zitten. Lopende band werk. Het zo betitelen is misschien denigrerend, maar het leek er toch echt wel veel op: hoogwaardige massa-productie draaien.

Net voor ik het gevoel had dat mijn tijd gekomen was, kwam mijn oogarts in operatietenue uit de deur van deoperatiezone. Hij liep direct naar mij toe. Omstandig begon hij mij uit te leggen dat hij gehoord had dat hij tijdens de staaroperatie ook naar mijn verstopte traanbuis zou kijken. Helaas. Niet aan de orde. Hij kon daar niets aan doen. Had daar de expertise en de apparatuur niet voor. In mijn onschuld dacht ik nog: “Veel apparatuur heb je toch ook niet nodig? Alleen een injectiespuit met een slangetje en wat steriele zoutoplossing. Kan je de boel toch goed mee doorspuiten? Zoals een loodgieter met een verstopt riool doet, maar dan net iets anders.”

 Ook zonder dat ik dit uitsprak was mijn oogarts zeer beslist. Hij zou een verwijzing voor me schrijven maar in deze kliniek konden ze me niet helpen aan de verstopte traanbuis en tijdens de staaroperatie al echt helemaal, absoluut, zeker niet. Na de vraag of ik het begreep verdween hij weer door de deur naar de operatiezone. Ik een paar minuten later ook.

Net als bij mijn linkeroog ging de staaroperatie voorspoedig. Na ongeveer een kwartier was het alweer klaar. Ging centje pijn en ook geen enkele complicatie achteraf. De arts maakte zijn reputatie meer dan waar. Hij was en is er echt bijzonder bedreven in. Kosten voor de verzekering. Rond de €1500,-- kreeg ik na veel aandringen uit een baliemedewerker.

Een drietal weken later, begin maart, werd de controle van het staaroog natuurlijk weer uitgevoerd door een assistent. De tijd van de arts is daarvoor veel te kostbaar. Of de kliniek kan meer verdienen als assistenten meerdere  patiënten tegelijk controleren. Ik weet niet wat de echte reden is. Omdat het een privé kliniek is neig ik zelf naar het laatste. Kan net zo goed het eerste zijn. Of een combi. Veel maakt het ook niet uit. De assistent was vriendelijk en in mijn ogen deskundig genoeg. Na zijn uitspraak dat alles met het oog  in orde was vroeg ik hem naar de verwijzing voor de verstopte traanbuis. Is die al naar het ziekenhuis verzonden? De assistent zocht het op in zijn systeem.

“Nee meneer, sprak hij wat timide in de half verduisterde kamer, “Die is nog niet  gemaakt, laat staan verzonden. Maar, meneer,  ik ga ervoor zorgen dat ie vandaag nog gemaakt en verstuurd wordt. Daar kunt u op rekenen. Het ziekenhuis neemt zelf contact met u op voor het maken van een afspraak. Dat gaat helemaal automatisch. Daar hoeft u zelf niets voor te doen.”

Ruim twee maanden later,  we praten over medio mei 2022, had ik nog niets van het ziekenhuis gehoord en besloot ik toch zelf maar eens te gaan bellen. Voor de zekerheid belde ik eerst met mijn privé kliniek om te vragen of ze de verwijzing werkelijk verzonden hadden. Ja hoor, dat hadden ze. Volgens het systeem begin maart. De vriendelijke assistent had destijds zijn woord gehouden.

Bij het poli oogheelkunde van het ziekenhuis ging het iets minder vlot. Op mijn telefonische vraag naar de verwijzing en de afspraak kon de medewerkster in eerste instantie geen verwijzing vinden. Zelfs na lang zoeken in het systeem kwam er niets boven tafel. Vervolgens volgde geblader.  Na enige tijd kwam het verlossende woord.

 “Gevonden hoor meneer, “zei de assistente met een zucht van opluchting, “Ik heb hier uw verwijzing.  Die ligt hier inderdaad al een tijdje. Eens kijken wat er mee aan de hand is. Ah ik zie het al. U moet gezien worden door de oogarts samen met de KNO arts. Daarvoor moeten ze samen een spreekuur draaien. Ze zijn er nog niet aan toe gekomen om daar iets voor af te spreken.”

“Tja, dat is wel heel vervelend,” verzucht ik tegen de assistent, “IK zit nu toch al een behoorlijke tijd te wachten op de afspraak. Hebt u enig idee op wat voor termijn ze samen een spreekuur gaan doen en ik gezien kan worden?”

“Het spijt me heel erg meneer,” sprak de medewerkster verontschuldigend, “Ik heb daar geen zicht op. De artsen moeten daar echt zelf iets over afspreken. Ik zal uw verwijzing en vraag nog eens onder de aandacht van de oogarts brengen. Wellicht helpt dat.”

“Ik zal geduldig moet afwachten als ik het zo hoor,” geef ik berustend aan, “Als ik over een maand nog niets gehoord heb, moet ik dan maar weer bellen? ”

“Belt u gerust meneer. Tot ziens of sprekens.”

Zes weken later heb ik nog niets gehoord. Ik bel weer. Een van de twee artsen is op vakantie. Tegen de tijd dat  hij terug is de andere net weg. Na de zomer wordt er vast contact met mij opgenomen. De zomer duurt wat lang. Eind november 2022 valt er een enveloppe met afspraak op de deurmat. Hoera: ik heb een afspraak met het duo. Op 16 december. Nog wel 2022.

De afspraak zelf stelt niet veel voor. De oogarts legt uit wat ze gaan doen. De KNO arts zal de operatie uitvoeren en kijkt even bot in mijn neus.

“Gelukkig mooi wijde neus.”

Pas als ik aangeef dat het me verbaasd dat ze mijn oog en traanbuis niet onderzoeken, besteden de oogarts daar aandacht aan. De Doetinchemse collega had gelijk, de traanbuis is verstopt.

Voor de operatie is wel een wachtlijst. Normaal iets van zes maanden. In mijn geval ligt het iets anders. Omdat ik inmiddels onder behandeling ben voor mantelcellymfoom zullen ze contact opnemen met mijn hematoloog en overleggen over een geschikt moment.

Na het nodige navragen, bellen, aan de orde stellen en nog weer bellen kwam er uiteindelijk een datum voor de operatie uit de bus, De endonasale dacryocystorhinostomie zal plaatsvinden op  20 april 2023.  Tijdstip krijg ik de middag ervoor te horen.

Kort en goed: dat is morgen, donderdag, 20 april. De lange aanloop naar de operatie speelt niet door mijn hoofd. De operatie zelf wel. Volgens de opgave in ‘Mijn Ziekenhuis’ duurt de operatie kort, maar dertig minuten. Dat is samen met de naam van de uitvoerende arts ook de enige informatie die in dit digitale wondersysteem van het ziekenhuis is te vinden. Onder het kopje datum en tijd geeft het systeem het predikaat: Onbekend. 

Gelukkig heb ik via de post een brief gekregen waar de datum wel in staat. Het tijdstip van de operatie kan in ‘mijn Ziekenhuis’ vinden.  Volgens de brief moet dat er op de middag voor de operatie in staan. De mededeling van het systeem blijft: onbekend.

Ik bel daarom maar weer eens met het spreekuur van de oncologisch verpleegkundige. In hun systeem staat het wel.  Het geluk is met mij. Ik mag me al om kwart over zeven ’s ochtends melden. Het betekent dat ik als een van de eersten aan de beurt ben en gelukkig niet thuis nog uren nuchter samen met Ingrid hoef nagel te bijten.

Die nacht slaap ik redelijk goed voorbij. Slechts een paar maal wakker, wat woelen, niet kunnen inslapen en kennelijk toch weer in slaap gevallen omdat de wekker me wakker maakt. Helemaal nuchter zonder een hap te eten of te drinken stap ik in de auto. Al net zo bedrukt als ik zelf rijdt Ingrid me naar het ziekenhuis. Bij de hoofdingang zet ze me af. Ze mag volgens de brief toch niet me mee. Het ziekenhuis is doodstil. Nagenoeg alleen loop ik door de gangen naar de lift. In de wachtkamer zitten al twee anderen te wachten. Ik zit nauwelijks als een verpleegkundige me al komt halen. Ze neemt me mee naar een benauwd smalle kamer. Veel breder dan drie stoelzittingen zal de kamer niet zijn. Met enige moeite zijn er twee standaard stoeltjes aan weerszijden van een tafeltje met computer in geperst, zodat de verpleegkundige de vragenlijst voor de operatie met me kan doornemen. Een ruime tien minuten later zijn mijn antwoorden op de vragen ingevoerd in het systeem. Ik voldoe aan de voorwaarden, want ze neemt me mee  naar een zaal met vier ziekenhuisbedden. Het operatiejasje ligt al voor me klaar. Bij het uitkleden mag ik dit keer mijn onderbroek aanhouden.

Amper ben ik gekleed in het vormeloze blauwe operatie ding op bed gaan liggen of ze komt me al naar de operatie brengen. Voor we op pad gaan pakt ze nog wel een sticker met pijl boven mijn rechteroog. Het moet nu wel heel gek lopen als ze het verkeerde oog gaan opereren. Hierna duwt ze met stevige passen mijn bed door een paar stille korte gangen naar het operatiedomein. In de voorbereidingskamer is het ziekenhuiswezen al ontwaakt. Aan drie bedden zijn diverse personen in blauwe en groene kledij bezig andere patiënten voor te bereiden.

Een vriendelijke man in groen operatietenue plakt al snel zonder veel omhaal de stickers van de hartbewaking op mijn borst, terwijl hij een paar standaard vragen met me doorneemt. Hij en ik zijn het eens over mijn geboortedatum en dat ik hier ben voor een operatie aan mijn verstopte traanbuis. De medische term ervoor is me iets te ingewikkeld om te kunnen reproduceren. Hij waagt zich er ook niet aan. Bloeddruk en temperatuur zijn ook in orde. Direct erna vraagt hij waar hij het infuus mag plaatsen.

“Doe maar links.”

Als een volwassen muskiet zo zot op bloed gaat hij direct aan de gang. Zodra het gecontroleerd goed in mijn arm zit vraagt hij hardop of ik al naar de operatiekamer kan. Het antwoord komt hem niet snel genoeg zodat hij met snelle passen de kamer uitloopt. Binnen de minuut is hij weer terug en begint mijn bed naar de operatiekamer te duwen.

“Hij heeft ook altijd haast,” hoor ik ergens in de ruimte een verpleegkundige tegen een collega opmerken. Zijn spoed vind ik prima. Minder tijd om op te zien tegen de operatie, minder tijd voor donkere gedachten over wat er allemaal mis kan gaan, minder tijd voor gedachten of ik nog wel uit de verdoving zal ontwaken. Op een klok aan de wand zie ik dat het iets over acht is.

De uitgang van voorbereidingskamer komt uit op een smalle gang met deuren van in totaal tien operatiezalen. De ongeduldige man duwt me rechtsaf langs een kamer die roezemoest van het verzamelde operatiepersoneel dat nog bezig is te beginnen aan de nieuwe werkdag. Er schuin tegenover duwt hij me een operatiezaal in terwijl hij tegen een onzichtbare zegt dat ze me moeten overschrijven van OK2 naar OK1. Behalve de operatietafel omgeven door veel, heel veel wittige apparaten met lange uitsteeksels is de betrekkelijke kleine, helderwitte kamer leeg. Vandaag ben ik echt nummer 1.

Als het bed vaardig naast de operatietafel is gemanouvreerd mag ik van de man uit mijn bed overstappen. Zodra ik min of meer comfortabel lig, gaat hij aan de gang met infuuszakken. Als hij aan mijn hoofd staat streelt hij even over mijn haar en zegt  dat ik zo rustig kan gaan slapen. Absolute zekerheid krijg ik niet, maar het lijkt of hij de anesthesioloog is.

“Zo het is dan toch eindelijk gelukt om u hier te krijgen meneer Canter Cremers.”

Naast me is opeens een betrekkelijk klein man met smal gezicht in operatiekledij verschenen. Na enig diep graven in mijn herinneringen vermoed ik dat het de kno arts is die maanden geleden bot mijn neusgat pijnlijk oprekte.

‘Het kostte nogal wat moeite om de planning van deze operatie rond te maken,” gaat de KNO arts verder, “Op een gegeven moment zag ik zoveel mailtjes voorbij komen dat ik dacht: laat ik me daar maar niet meer mee bemoeien. Dat moet planning maar uitzoeken. En zie: het is gelukt.” Hij zegt het bijna triomfantelijk.

Wat een idiote flapdrol denk ik. Moet ik me door zo’n lamzak wel laten opereren. Kan ik het nog maken om nu van de operatietafel te stappen?  Doe ik er verstandig aan?

“Gaat u maar rustig slapen,” zegt de anesthesioloog terwijl hij zijn handen aan weerszijden van mijn hoofd houdt.

Het licht van de operatiekamer verdwijnt uit mijn ogen.

De verdoving werkt uit als ik al lang en breed in de uitslaapkamer lig. Op de klok tegenover me aan de wand zie ik dat het kwart voor negen is. Sinds de lichtjes uitgingen is ongeveer een half uur verstreken.. De operatie is snel afgelopen. Zullen wel geen complicaties zijn geweest concludeer ik voorzichtig.  In mijn neus en ooghoek begint een vage pijn te ontstaan. Een verbandgaasje onder mijn neus voorkomt dat ik aan mijn neus ga voelen. Voor zover ik kan zien ben ik nog de enige patiënt in de zaal.

Ik lig al een tijdje om me heen te kijken als een verpleegkundige opmerkt dat ik wakker ben. Ze komt direct naar me toe.

“Hoe voelt u zich?”

“Goed hoor. Alleen wat pijn aan mijn neus.”

“Wilt u een ijsje?”

“Graag.”

“Welke smaak?”

“Welke smaken zijn er?”

“Aardbei, citroen en peer”

“Peer lijkt me lekker.”

Niet veel later  krijg ik de in een buisje karton verpakte ijspegel met peer smaak in mijn handen gedrukt. Het kost me wat moeite om het ding in mijn mond te stoppen zonder het gaasje onder mijn neus vies te maken of het mee mijn mond in te duwen. De oplossing is steeds een flink stuk ijs af te bijten en het in mijn mond te laten smelten. Een kwartier nadat ik het eerste ijs op heb, krijg ik een tweede aangeboden. Ik heb verder niets beters te doen, dus ik zeg ja doe maar. Vraag me wel af of de verpleegkundige weet dat ik er al een gehad heb. Nu ja, het ziekenhuis zal er niet failliet van gaan. Daarmee stopt mijn diepzinnig nadenken hierover.

Ondertussen druppelen andere patiënten binnen waaronder een  kind van naar schatting een jaar of twee. Zij heeft nu ze weer ontwaakt  een duidelijke mening over wat haar is overkomen.  Ze is duidelijk erg geschokt over de behandeling en krijst alle angsten en pijnen van zich af. De verpleegkundigen doen hoorbaar hun best om het kind gerust te stellen. Lukt niet erg. Iets later volgt een tweede, niet veel ouder kind en wordt het misnoegen over de behandeling in stereo over de zaal uitgestort. Het gehuil streelt mijn oren. Ze vormen een voorbeeld dat iedere volwassen patiënt in de uitslaapkamer wel zou willen volgen. Ik ook. Heerlijk. Alle pijn, angsten en nare gedachten eenvoudig ongeneerd van je afkrijsen.  Doe het niet.  Door de jaren heen ben ik veel te veel gesocialiseerd. Dat doet alleen een kind.

Terwijl ik medelijden lig te hebben met de arme kinderen komt een verpleegkundige me vertellen dat ik klaar ben om terug te gaan naar de dagopname zaal. Waarom ik er klaar voor ben? Ik weet het niet. Onderzocht of wat dan ook ben ik niet.  Maar een kop koffie en wat eten zou er langzamerhand wel ingaan. Ik verwelkom de verpleegkundige die me komt ophalen dan ook zo vriendelijk als was het een oude vriendin.

Eenmaal terug op de dagopnamezaal wacht me een teleurstelling.

“Het spijt me meneer,” zegt de verpleegkundige tegen me op haar meest  ontwapenende toon, “U mag de eerste dagen geen hete dranken drinken. Ze zorgen ervoor dat de bloedvaten in uw neus open gaan staan en dat kan bloedingen tot gevolg hebben. Dat moeten we voorkomen.  Ik kan u dus wel een kop koffie brengen maar die moet u eerst laten afkoelen voordat u hem opdrinkt.”

“Jakkes, koude koffie drinken is smerig,” zeg ik met een gezicht vol walging, “Doe me dan maar een glas sinaasappelsap.”

“Dat dacht ik ook al,” antwoord de verpleegkundige tevreden dat ze de uitkomst goed had voorspeld.

Met het glas sap brengt ze ook nog een bord met twee boterhammen met in plastic verpakte plakjes boter, kaas en ham. Niet heel smakelijk, maar ik eet ze op. Daarmee zijn de boxjes voor eten en drinken na de operatie positief aangevinkt. Blijft over naar de wc gaan. Ook die horde neem ik zonder moeite, zelfs al hoef ik er helemaal niets af te geven. Volgens het protocol ben ik nu ook  gemobiliseerd en mag ik het ziekenhuis gaan verlaten. De verpleegkundige neemt nog wel even de lijst met voorschriften door. Vandaag en morgen rustig aan doen, niet bukken, niet snuiten, niet in de neus peuteren, de komende week lauw douchen, geen warme dranken, vanaf morgen elke dag de neus vijf keer spoelen met handwarm water met een beetje zout erin en nog zo wat. Er zal een afspraak gemaakt worden voor een controle over ongeveer twee weken. Ze geeft me nog een stapel gaasjes voor onder mijn neus mee. En een rol leukoplast. Kom ik de komende weken echt wel vlekloos mee door.

De middag beoefen ik thuis de edele kunst van het bank hangen. Meer dan zo af en toe een druppeltje bloed komt er niet uit mijn neus. Paracetamol verdoofd de pijn meer dan afdoende. De snor van gaas doe ik al snel af. Zo af en toe even deppen volstaat.

Ik ben opgelucht dat de operatie zonder veel problemen achter de rug is. Al weet ik eigenlijk niet goed wat er nu gedaan is. Verbaas me er dan ook over dat ik na de operatie geen bezoek heb gehad van de opererende kno arts om even een toelichting op het verloop van de operatie. Zelfs Ingrid is na afloop van de operatie niet gebeld om te zeggen dat alles goed met me is gegaan. Voor efficiënt werken is wat te zeggen. Voor mijn gevoel gaat dit een grens over. Dat de verstopte traanbuis onderdeel is van een mens met partner is kennelijk uit beeld geraakt. Enfin, mijn mening over de KNO arts is al bekend. Al kan hij wel bijzonder goed en efficiënt opereren. Dat moet gezegd. Je zou er bijna het woordje ‘helaas’ tussen plakken. Ik vervang het snel door een ander woord. Gelukkig.

 

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.