10 Een stap vooruit, drie achteruit

Gepubliceerd op 3 februari 2023 om 18:10

Donderdag vegeteer ik beroerd en misselijk in mijn bed met oude films en een nietszeggend boek als vermaak. Ter onderbreking dwing ik me een paar keer tien minuten door de huiskamer te lopen. Na een bijna comatueze nacht eet ik ‘s morgens tegen heug en meug een klein bakje kwark. Ondanks de uitgebreide anti misselijkheidsmedicatie hou ik het nauwelijks binnen. Soms een soort braakachtige oprispingen zonder echt braken.

 

Rond de middag een half broodje dat ik tegen heug en meug naar binnen kauw, omringd door de geuren van pruttelende kippensoep in wording. Ingrid weet precies wat een zieke nodig heeft. De soep smaakt ‘s avonds heerlijk. Ik eet er twee kleine kommetjes van met een heel broodje en voel me een tijdje minder beroerd. Voornaamste winstpunt van donderdag: ik ben het grootste deel van de dag wakker geweest. Grootste zorg: plas ik wel genoeg vocht uit. En hoe zit het ook weer met ontlasting. Nou ja veel is er de afgelopen dagen niet in gegaan. Kan ook nooit veel uitkomen.

 

De nacht is rusteloos. Regelmatig lig ik een tijd wakker te wachten tot hikken en ander darm-maag geetter afzakt. De vrijdagochtend begint met lichte verbetering. Na een beetje kwark gaat ook een half broodje naar binnen. Daarna een paar uur slaap om de nacht te vergeten. Glaasje uitgepruttelde cola. Goed tegen de misselijkheid zegt het ziekenhuis en oude Mexicaanse wijsheid.

 

Daarna bij de lunch in gedeelten een heel broodje. Later nog wat kwark. Buik en darmen blijven opgezwollen aanvoelen. Het hoofd wordt wat helderder. De middag breng ik door met schrijven met wat je net las. En een rondje chemo schuifel door de Friezenlaan en een paar aanpalende straten. Even de wind voelen. Voelt koud. Gelukkig het regent niet. Op weg naar beterschap. De eerste twee bijna achter de rug, nog vier te gaan voor het echte werk begint. Ingrid is de hele dag weg en zal pas tegen half twaalf thuis komen. Leesclub in de Achterhoek.

’s Avond eet ik weer van de kippensoep, nu twee grote kommen met twee erin gesopte broodjes. Daarna voel ik me steeds beter terwijl ik op de bank de avond met Dalziel en Pascoe doorbreng. Als Ingrid uiteindelijk thuis komt is ze blij te zien hoeveel levendiger ik ben. Ik lijk de chemokuur achter me te gaan laten. Met nadruk op lijk.

Eenmaal in bed vallen we allebei snel in slaap. Om een uur of vier ben ik weer wakker. Voel mijn darmen en mijn maag moeizaam ploeteren. Blijf halfwakker liggen draaien tot ik tegen een uur of zes niet meer hou. Ik besluit naar beneden te gaan om mijn anti-misselijkheidspil in te nemen. Slecht idee.

Nauwelijks heb ik de pil met een beetje water ingenomen of ik moet naar de wc rennen. Ik red de pot op tijd. Veel misbaar, maar behalve pil, water en wat gal komt er niet veel uit. Hierna voelt de maag zich iets opgelucht. Ze is voor even kwijt wat haar dwars zat. Terug in bed, naast Ingrid die hoorbaar rustig ademend doorslaapt. Ze snurkt nooit zegt ze. Ja, ja.
Uren luister ik er naar, soms onderbroken door een korte dommel. Eindelijk tegen negen uur wordt ze wakker. Ik licht haar in dat ik me niet meer zo geweldig voel. Ik voel wat klammig en neem daarom ook de koorts op:  38 graden Celsius. Nog geen reden voor paniek.

 

Ingrid kleed zich aan en haalt wat water voor me. Zelf ben ik weer behoorlijk afgedaald op de ladder van welbevinden en lig als een slappe zoutzak in bed te vegeteren. Tegen elf uur neem ik nogmaals mijn temperatuur, 38,5 graden celsius. Volgens de informatiemap is dit voldoende om het oncologisch spoednummer van  het ziekenhuis te bellen. Je krijgt dan een van de verpleegkundigen van de afdeling waar ik net een paar dagen aan het infuus heb gelegen. Die kan dan verder overleggen met de dienstdoende arts.

 

Zo ook ik. De verpleegkundige hoort mijn verhaal aan. Ze geeft aan dat ik geluk heb, de dienstdoende arts is mijn eigen internist/hematoloog, mevrouw Y. De verpleegkundige gaat even met haar overleggen en zal me dan terugbellen.

Inderdaad belt ze binnen tien minuten terug.

“Ik heb even met uw arts overlegd, “zegt ze zakelijk vriendelijk, ”En ze wil u toch even zien. Kunt u zelf naar het ziekenhuis komen? ”

Ja natuurlijk,” antwoord ik zwakjes, “We wonen er vlakbij, we kunnen er over iets meer dan een kwartier zijn.”

“Uitstekend, “antwoord de verpleegkundige nog steeds even vriendelijk, “ U kunt zich melden bij de spoedeisende hulp aan de achterkant van het ziekenhuis.”

Terwijl ik de telefoon neerleg komt Ingrid de slaapkamer binnen lopen.

“we moeten naar het ziekenhuis,” leg ik haar de strekking van het gesprek uit, “de arts wil me even zien. Ik ga even onder de douche, daarna kunnen we wat mij betreft weg.”

Circa twintig minuten later meld ik me bij de balie van de spoedeisende hulp.

“Meneer Canter Cremers zegt u? “ vraagt de baliemedewerkster die gelijk voor haar op het bureau begint te zoeken, “Ah hier heb ik het al. Gaat u maar even zitten, u wordt zo opgehaald.” Terwijl ze wat onduidelijks tegen haar baliecollega’s zegt  houdt ze een doorzichtig blauw plastic A4 mapje in haar handen. Door het donkerblauw zijn vaag wat stukjes papier en stickers te zien.

Amper zitten we in de wachtkamer of een deur gaat open en we worden gewenkt te komen. In de veronderstelling naar een spreekkamer te gaan voor een kort consult met de arts lopen we achter haar aan. Tot mijn verbazing en ontsteltenis worden we een ruimte ingeleid die gevuld is met bedden omgeven door apparatuur. Mij wordt een bed gewezen in de hoek.

“Gaat u daar maar liggen,” zegt de verpleegkundige tegen me.

“Eh, “is mijn hoogst intelligente reactie,”zal ik dan misschien maar wat kleren uit doen?”

“Dat is misschien wel handig,”geeft ze toe, “hou uw onderbroek en t-shirt maar aan.”

Binnen een minuut nadat ik de deken over me heen getrokken heb staan er drie verpleegkundigen om me heen. De een legt me vaardig aan de hart en zuurstofbewaking. De tweede voert de standaardcontroles van bloeddruk en temperatuur uit. Nu 36,9 graden terwijl mijn voorhoofd nog steeds klammig voelt.
“Ach varieert altijd een beetje,” stelt de verpleegkundige me en Ingrid gerust, “ U heeft net ook buiten gelopen, dat kan behoorlijk effect hebben op de temperatuur.”

Hierna brengt ze een infuusnaald in en legt me vast aan een infuus met fysiologisch zoutoplossing.

“Een beetje vocht is altijd prettig voor u meneer.”

 

Ik denk direct aan de vele liters die de afgelopen week mijn lichaam zijn ingepompt. Echt prettig vond ik het niet. Dat vastliggen aan een slang. Ik besluit mijn mond maar te houden. Ze doen het voor mijn bestwil.

 

De derde verpleegkundige is ondertussen bezig om uit mijn andere arm bloed af te nemen. Ze vult buizen zo groot en dik als ik ze nog nooit bij een bloedafname heb gezien.

“Het is voor het op kweek zetten van het bloed om te zien of er bacterie-infectie in zit,” licht ze desgevraagd toe, “Het medium zit al in de buis. Ziet u wel?”

Ze schudt de buis met een laagje bloed voor mijn ogen heen en weer. Ik voel nog iets minder goed.

 

Enkele minuten later loopt Ingrid de kamer uit op zoek naar een WC. Net op dat moment wordt ik met bed en al naar een röntgenkamer gereden waar foto’s van mijn longen worden gemaakt. Binnen twee minuten is het gebeurd en wordt ik weer teruggereden naar mijn plek. Ingrid is net terug van de WC en snapte al niet waar ik was gebleven.

 

Met een steek waarin ik mag plassen, de urine moet ook nog onderzocht worden, en de mededeling dat de arts straks zal komen vertrekt de laatste verpleegkundige om andere dingen te gaan doen. Ingrid en ik kijken elkaar wat verdwaasd aan. Waar zijn we in beland. We kwamen hier toch alleen even voor een consult. Even luisteren, misschien voelen en dan snel weer naar huis misschien met een extra receptje. Ingrid begint met breien. Ik voel me zo beroerd dat ik slap blijf liggen.

Staand naast het bed produceer ik een laagje urine in de helder doorzichtige steek. Ingrid geeft het af aan een verpleegkundige.

 

Een kwartier later verschijnt  een jonge vrouwelijke arts aan mijn bed. Als ik me niet vergis de physician in residence. Door het mondkapje ben ik niet zeker. Ze zeggen hun naam ook altijd zo snel.

Ze doet een kort lichamelijk onderzoek en geeft aan dat het nu even stil zal blijven. Het duurt enige tijd voordat de uitslagen van alle onderzoeken er zijn. Dan komt zij of de dienstdoende arts terug om te vertellen wat er verder gaat gebeuren. We zullen even moeten wachten.

Zo’n drie uur lang kijkt Ingrid bezorgt naar me terwijl ik in bed half sluimerend en misselijk de tijd door breng. Haar breiwerk vordert iets, maar lang niet zoveel als normaal in zoveel uur.

Eindelijk komt de arts-assistent of physician in residence terug en vertelt dat uit de uitslagen niet veel is gekomen afgezien van de nierwaarden. Die zijn nog steeds goed maar wel iets minder dan bij vorige onderzoeken. Daarvoor willen ze me opnemen in het ziekenhuis en via het infuus extra vloeistof inbrengen om de nieren extra te spoelen.  De dienstdoende arts zal straks met dezelfde mededeling langs komen.

Kut denken Ingrid en ik. Dit was de bedoeling niet.

 

Drie kwartier later komt een van de zaalmedewerkers vragen of de arts al is langs gekomen. Helaas nog niet.
Ze zal haar even bellen.

 

Een half uur later komt internist/hematoloog Y al bellend aan mijn bed met in haar kielzog de physician in residence.

“Ja, een grote kop, extra sterke koffie,  hoor ik Y door de telefoon ergens bestellen.

Het was kennelijk een lange en drukke dienst.

 

Ze herhaalt de mededelingen van de arts assistent. Ze voegt er nog wel aan toe dat ik een beetje uitgedroogd ben.
“Bij braken gebeurt dat snel, “zegt ze monter, “daarnaast zijn de elektrolyten in uw bloed door al het spoelen van afgelopen week nog niet helemaal op orde. Kippensoep helpt heel goed omdat weer op orde te krijgen.”

“De afgelopen twee dagen heb ik kippensoep gegeten,” zeg ik zwakjes. Ze negeert het.

 

Ik merk ook nog op dat ik sinds het begin van de kuur geen noemenswaardige ontlasting heb gehad. De arts bevoelt en beklopt mijn buik  en luistert ook nog even goed met haar stethoscoop.

“Alles lijkt in orde,” zegt ze ter geruststelling, “ik hoor ze pruttelen. U wordt zo gehaald en naar de afdeling gebracht. Tot ziens.”
En weg is ze in gestrekte draf op weg naar haar kop koffie. Zeker wel verdiend.

 

Het komt er op neer dat ik in ieder geval een nachtje in het ziekenhuis blijf  en dan morgen wellicht weer naar huis mag.
Ingrid en ik vloeken zacht. Dit willen we allebei niet.

 

Het zo gehaald komt neer op een ruim een half uur wachten. Ook de verpleegkundigen van de afdeling hebben het druk. Ze rijden me op een kamer op de achtste verdieping waarin ik alleen verder kan suffen.

 

Om iets tegen de misselijkheid te doen vraag ik om wat cola. Had ik beter niet kunnen doen. Ik spuug de drie slokken cola direct weer uit.  Ingrid was gelukkig net even uit de kamer op zoek naar een kop thee. Uitgeblust en beroerd laat ik me in de kussens vallen.

De eerste zak fysiologisch zout gaat alweer naar binnen. Ingrid verdwijnt naar huis om mijn spullen op te halen. Ik suf verder. De luxe van mijn eenpersoonskamer duurt niet lang. Die is nodig voor een andere patiënt. Ik kom terecht op een tweepersoonskamer aan de andere kant van de gang.

 Naast me ligt een oude mevrouw met beenmergkanker. En drie kinderen en een boel kleinkinderen.
Aan het begin van de avond komt een vermoeide en bezorgde Ingrid mijn spullen brengen. Ze is extra gestrest omdat ze me op de afdeling niet kon vinden. Mijn app met nieuw kamernummer had ze nog niet gezien. Komt wel vaker voor met app berichten. Ze ziet al snel dat ik vermoeid raak en gaat naar huis om te eten en zelf ook enigszins tot rust te komen van de emoties.

 

In overleg met de verpleegkundige neem ik rond zeven uur een anti misselijkheidspil en een half uur later de verschillende pillen die ik nog dagelijks moet innemen. Ze blijven binnen. De antipil is zeker duurder dan cola, maar werkt wel beter. Om een uur tien val ik een onrustige slaap onderbroken door wc bezoeken en nachtmerrie-achtige dromen. Ik had me deze dag iets anders voorgesteld. De arme Ingrid ook.

 

''s Morgens voel ik al weer een beetje beter. Enige tijd na het innemen van weer een anti misselijkheidspil neem ik een gewaagd besluit. Ik ga een beschuitje met jam als ontbijt eten. Hapje voor hapje eet ik de beschuit in een half uur op. Ik hoef niet eens over te geven. Ik kan echt al weer naar huis.

 

Om negen uur komt iemand van de bloedafname een bloedmonster bij me aftappen. Ik blijf  hopen dat ik ‘s middags weer naar huis mag. Rond een uur vraag ik aan de verpleegkundigen hoe het er mee staat. Korte tijd later staat de dienstdoende arts, mijn eigen hematoloog mevrouw Y weer aan mijn bed en verstoort de illusie.

 

"De nierwaarden zijn nog niet verbeterd. Doorgaan met spoelen is het credo. Het chemo middel kan een soort kristalneerslagen vormen in de nieren die de werking van de niercellen verstoren. Met al het spoelen zouden ze moeten verdwijnen.

Ik hoop snel. Ze schrijft verder drie keer per dag een kop bouillon voor om de elektrolyten in mijn bloed te herstellen.

Met lange tanden eet ik s avonds de kip stoofschotel op. Het  licht verteerbaarste dat ik op de lijst maaltijden kon vinden.  
‘s Nachts zal ik er nog een paar keer aan denken maar het blijft binnen.

 

De zondagse verpleegkundige wordt begeleid door een nieuwe. Ze vertelt dat ze pas twee weken in het ziekenhuis werkt, daarvoor elders in de zorg. Aan de manier waarop ze klungelt met het verwisselen van het infuus is het te merken. Het duurt vrij lang voor haar begeleider ingrijpt.

 

Ook de schoonmaakronde van de afdeling wordt uitgevoerd door zondagskrachten. Een ervan doet mij denken aan een Asterix en Obelix en het IJzeren Schild. “Laat mij maar vegen,” is de kreet die in mijn hoofd schiet,” vooral niet te snel.” ‘s Middags ontbreken in de wc vuilniszakken voor de handenafveegdoekjes.  Vermijd op zondag het ziekenhuis. Ik zeg het nog maar eens.

 

Maandag levert een herhaling van zondag. Om negen uur wordt het bloedmonster genomen. Ik kan niet wachten op de uitslag. Ik probeer de hometrainer maar weer eens uit. Een training van ruim twintig minuten met oplopende belasting doet me zweten. Gelukkig moet ik me nog afsoppen met een washandje voor een wasbak. Een douche is door het infuus nog uitgesloten. Mijn t shirt krijg ik door de slang in mijn arm maar half uit. Ik doe mijn best.

 

Rond twaalf uur verschijnen de ronde artsen aan mijn bed. Een ervan stelt zich voor als de zaalarts en deelt me kort mede dat ik nog mag blijven. Nierwaarden wel iets beter maar nog niet op oude waarden. Een medicijn wordt vervangen door een ander. Morgen verder zien. Met tranen in de ogen kijk ik naar de druppels op de ruit. Buiten regent het aan een stuk door. Voor de zoveelste dag.

 

Mijn kamergenoot vertrekt maandag rond het middaguur wel naar huis. Ze wordt opgehaald door haar zoon. Een Feyenoord fan. Het gezin woonde vroeger in Rotterdam Zuid. Ze hebben een goed weekend achter de rug, Ajax gelijk, Feijenoord gewonnen. Ha Ha.

 

In overleg met de verpleegkundige schuit ik na haar vertrek op naar het raam. De plaats naast me is leeg en lijkt voorlopig leeg te blijven. Ik hoop een nacht alleen slapen.

 

Ingrid brengt bij het bezoekuur schone kleren, dropjes en stoepkrijtjes. Terwijl ze er is belt Ymke. Na we haar neerleggen praten we alleen op mijn kamer gezeten aan een tafel nog een tijd door. Het bezoekuur vliegt voorbij. ‘s Middags vraag ik om een laxeermiddel om mijn stoelgang op gang te helpen. Veel heb ik de afgelopen dagen niet gegeten, maar langzamerhand mag er wel weer eens iets uitkomen. Ik krijg een beker aangemengd spul. Movicolon heet het. Een soort vezelig glijmiddel. Zelfs als je gezond bent smaakt het onaangenaam.

 

Angst slaat me om het hart als ik merk dat de gasten wifi op onze afdeling het opeens niet meer doet. Hoe kom ik de avond door als ik niet naar het journaal en oude films op mijn ipad kan kijken. Na nog weer 25 minuten op de hometrainer lees ik verder in mijn ebook, Het Dagboek van Adrian Mole, de jungle jaren. Nietszeggend luchtig. Precies goed voor de situatie.

 

Navraag naar de werking van de wifi bij de verpleegkundigen levert weinig op. Zelf heeft de een de hapering in de werking ook geconstateerd, de ander zegt dat het bij hem werkt. Mijn apparaten aan en uit zetten levert weinig verbetering. De rest van de middag denk ik met regelmatig na wat ik dan vanavond moet gaan doen.

 

Toch maar betalen voor de tv boven mijn bed?  Volgens mijn buurvrouw is de aansluiting moeizaam tot stand te brengen, volgens de verpleegkundigen de kwaliteit niet geweldig. In ieder geval  is de kwaliteit van mijn I-pad veel beter.

Na het eten (groentestoofschotel met kip, bakje appelmoes, soja vanille vla) en medicijnen ga ik verder met typen op mijn I-pad. Na een half uurtje kijk ik toevallig in de rechterbovenhoek. Ik slaak een zucht van opluchting als ik het wifi symbooltje zie staan. Het werkt echt. Mijn mail komt binnen.

Nu de belangrijkste vraag van de avond. Zal ik zo een kop koffie proberen te drinken? Ik doe het. Gaat goed.

 

Buiten vertrekt de regen. Binnen slaap ik om de twee uur onderbroken door plassen, het piepen van de infuuspomp dat er een nieuwe zak aan moet, en wat onrustige dromen. Ze beschuldigen me ervan dat ik iemand vermoord heb. Ik weet van niets. In het donker van de nacht lost de rechtzaak op. Vanuit de gang dwalen kreunen van een patiënt mijn kamer in. Swifte stappen van een verpleegkundige en het wordt stiller.

 

Dinsdagmorgen bij het wakker worden voel ik mij wat zweterig. Mijn darmen voelen ook een beetje gespannen aan. Vast nog het gevolg van het laxeermiddel dat ik gisteravond kreeg om de stoelgang wat beter op gang te brengen. Ik sla de dekens van mij af om mijn lichaamstemperatuur naar beneden te brengen. Stel je voor dat ze zo meteen langer willen houden vanwege koorts. Moeten we voorkomen.  Bij de controle is mijn temperatuur i37,6 graden Celsius. De verpleegkundige vindt het niet de moeite waard. De dame van bloedafname heeft weer geen enkele moeite om mijn bloedvaten af te tappen. Zou het nu eindelijk goed zijn met de nierwaarden?

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.