5 Noodzakelijke afspraak bij toeval

Gepubliceerd op 3 januari 2023 om 23:22

Tijdens het doornemen van het behandelplan geeft Internist Y aan dat ze met haar collega gaat overleggen over de behandeling van de bij mij vastgestelde slapende tuberculose. Ze zal me de volgende dag, vrijdag, bellen om het resultaat ervan door te geven.

 

Ze belt me conform afspraak. Haar collega wil me de komende week zien. Het secretariaat van de afdeling zal de afspraak maken en aan me doorgeven. Net als de afspraken voor het gesprek met de oncologische verpleegkundige en de eerste chemokuur.

 

Maandag passeert zonder bericht van het ziekenhuis. 
Ingrid moppert. Ze is gestressed. Heeft wallen onder de ogen van het nachtelijk piekeren. Ze wil weten waar ze aan toe is,  ook in verband met de afspraken voor haar werk. De onzekerheid en machteloosheid knagen grote gaten in haar. Net als haar  vorige ervaringen met ziekenhuizen. Ik voel me aangesproken. Heel veel kan ik er niet aan doen.

In de loop van dinsdagochtend bel ik het secretariaat van de poli Interne Geneeskunde maar eens op. Daar hebben ze een op zich prettige methode om te vermijden dat je eindeloos in een wachtrij moet hangen: Na het doorlopen van een paar keuzemenu’s vertelt een geautomatiseerde stem je  dat je rond een bepaald tijdstip zal worden gebeld. Tot nu toe steeds iets van een uur later. En dat doen ze ook stipt.


Dit keer is het  iets langer, iets van rond de twee uur. Ook goed. Veel meer dan de telefoon in de buurt houden hoef ik er niet voor te doen. Rond het meegedeelde tijdstip belt een behulpzaam klinkende medewerkster van het secretariaat.  Ik leg haar mijn vragen over de afspraken voor.

“Afspraken voor de oncologisch verpleegkundige en de eerste opname?” antwoord ze verbaasd, “Nee, hier in HNS  kan ik daar niets over vinden. Er staat alleen inplannen na 5 december.”  Het is nu 29 november.

 

Ik leg haar uit dat ik dat niet begrijp. Dat de arts me duidelijk heeft uitgelegd dat ik snel de afspraken door zou krijgen. Ik kan geen reden bedenken waarom we eerst op 5 december moeten  wachten met inplannen.

De medewerkster laat begrijpende geluiden horen. Ze snapt het eigenlijk zelf ook niet, denk ik.
Na enig nadenken zegt ze dat  ze zal het gaan navragen bij arts Y.

Hierna vraag ik haar hoe het zit met mijn afspraak bij de infectie specialist, internist Z.
“Mevrouw Y  heeft duidelijk aangegeven dat hij me deze week nog moet zien,” licht ik mijn vraag toe, "Het is nu dinsdagmiddag en de week begint al weer aardig op te schieten." 
“ Die afspraak moet door een andere medewerker ingepland worden, “ repliceert de behulpzame medewerkster, “Ik zal een notitie voor haar maken en dan neemt ze vanzelf contact met u op.”

“Wanneer denkt u dat ze me de afspraak zal doorgeven.” vraag ik vriendelijk vasthoudend, “De week is nu zo voorbij.”

“ Ëh tja, dat zal dan wel morgen zijn,” antwoord de medewerkster aarzelend.
Ze gelooft zelf ook het antwoord niet dat ze me geeft.

 

Woensdag 30 november verglijdt zonder mededeling van het ziekenhuis. Op donderdagmorgen om ongeveer half tien bel ik me maar weer door de keuzemenu’s heen. De robotstem komt met de mededeling dat het secretariaat me zal terugbellen om 14.30 uur.  Dat duurt best lang denk ik voordat ik de stem nog een toevoeging hoor maken.

“Vrijdag-middag”.

Ik vloek hartstochtelijk tegen de muur in mijn werkkamer. Een afspraak deze week ga ik zo niet krijgen. Eerst haalt mijn angstige deel opgelucht adem. De ellende van de chemokuren wordt zo misschien toch nog wat uitgesteld. Hierna neemt mijn ratio het over. Ik heb zelf aangegeven dat ik zo snel mogelijk wil beginnen met de bestrijding van het lymfoom. Dan moet ik nu ook maar actie ondernemen.  Na enig overwegen van de opties kijk ik naar mijn agenda. Nog een kort overleg.  Daarna kan ik weg. Ik besluit tussen de middag te gaan zwemmen. Het ziekenhuis ligt daar vlakbij.  Na het zwemmen  kan ik dan naar het ziekenhuis gaan en mijn vragen persoonlijk stellen bij de afsprakenbalie. Misschien dat er dan schot in de afspraak komt.

 

Met druipende haren en nog nazwetend van het inspannende zwemmen parkeer ik rond half twee mijn fiets bij het ziekenhuis. Als ik de hoofdingang binnenwandel wordt ik net als alle anderen tegengehouden door een haag van personen in oranje ict hesjes. 

 

“Heeft u een afspraak?” vraagt een mannelijk hesje me op bitse, dwingende toon.
Ik overweeg mijn antwoord snel. Als ik nee zeg zal ik het ziekenhuis wel niet in mogen. De waarheid is misschien wat lastig uit te leggen en kan resulteren in wegsturen met de mededeling dat ik daarvoor het secretariaat  maar moet bellen. Ik besluit me er doorheen te bluffen.
“Eeh Ja,” antwoord ik de man wat verbaasd aankijkend.
Vanuit een ooghoek zie ik andere hesjes mensen naar gloednieuw geplaatste schermzuilen begeleiden. Het doet me denken aan het inchecken bij Schiphol. De zuilen. Niet de oranje hesjes.
“Heeft u een identiteitsbewijs bij zich?” vraagt de onsympathieke man weer even politieagent dwingend.
Weer werken mijn hersens vlug een aantal opties af. Als ik ja zeg moet ik vast onder zijn begeleiding  met mijn identiteitsbewijs iets gaan doen bij zo’n zuil. Dat lijkt me geen goed plan. Ik lieg niet om het al zo snel uit te laten komen.

“Eh nee,” zeg ik terwijl ik mijn best doe  het rijbewijs in mijn broekzak te vergeten.
“Wat?” vraagt de man ongelovig op bozige toon, “Weet u niet dat het  uw burgerplicht is om uw identiteitsbewijs bij u te hebben?”

Ik schud weer een nee en begin de man steeds vuiler aan te kijken.
Net voordat ik hem wil vragen wie hij denkt dat hij is om me hier,  als kankerpatiënt, op mijn burgerplichten te gaan wijzen, haalt hij in zijn hesje zijn schouders op en zegt:

“Gaat u zich dan maar even bij de receptie melden, die handelen het dan wel verder met u af.”
 

De man laat me door terwijl hij naar het receptie hokje wijst, twintig meter verderop in de hal van het ziekenhuis. Opgelucht loop ik er heen. En  er langs. Half om half verwacht ik een schreeuw om me terug te roepen. Niets. Ik loop met lichtere tred verder het ziekenhuis in.

 

De wachtruimte voor de balie bij Interne Geneeskunde is uitgestorven. Vanuit het secretariaat aan  de zijkant waakt een vrij jonge, vriendelijk ogende vrouw achter een plexiglas scherm over de leegte. Ik leg haar mijn probleem voor.

“Vanochtend heb ik jullie gebeld om te vragen hoe het stond met mijn afspraak bij Internist Z. Die moest me van mevrouw Y nog deze week zien. Het systeem gaf aan dat ik pas morgenmiddag laat teruggebeld zou worden. Het is dan al vrijdagmiddag en dat leek me wat laat om nog een afspraak te krijgen. Vandaar dat ik nu hier ben om te vragen hoe het zit me die afspraak."

Met een papieren zakdoekje wrijf ik even wat zweet van mijn voorhoofd. wat moet ze wel niet van denken. Doodziek?
Ik zou trouwens ook  nog data doorkrijgen voor een afspraak bij de oncologisch verpleegkundige,"ga ik snel verder, "Ook heb ik nog geen  datum voor de eerste chemo kuur gekregen. Ik was in de buurt dus ik dacht laat ik hier maar even gaan vragen hoe het zit.”

De baliemedewerkster kijkt me wat verbaasd aan. Zoveel assertiviteit van een patiënt maakt ze duidelijk niet elke dag mee.

“Ik zal eens even in uw dossier in HNS kijken,” zegt ze opgewekt na het vragen van mijn naam en geboortedatum.

“Eens even zien. Ik zie hier nog geen afspraken voor u in HNS staan. Ik zal een aantekening maken voor de dokter voor uw afspraak met de verpleegkundige. De afspraak voor de dagopname voor uw kuur maken wij niet. Dat doet de afdeling planning. Ik zal ze vragen hoever ze er mee zijn. Ze nemen zelf  contact met u op. Daarin kan ik niets voor u betekenen."
Ze kijkt me triomfantelijk aan. Trots dat ze me zo snel alle antwoorden kon geven. Ik blijf haar zonder iets te zeggen afwachtend aan kijken. Het kwartje valt.

"Oh ja," zegt ze zacht, " U vroeg ook naar de afspraak met internist Z. Nee die zie ik ook nog niet in HNS staan. Wel een aantekening dat die gemaakt moet worden. Maar dat is kennelijk nog niet gebeurd.”

Ze laat even een nadenkende stilte vallen.

“Nou ja nu u toch hier bent, “zegt ze behulpzaam, ”zal ik die afspraak meteen maar even voor u maken.”


Ze kijkt naar haar scherm, scrolt met de muis, typet en kijkt dan weer met een wat bezorgd gezicht naar mij.

“ Het spijt me, maar een afspraak bij internist Z deze week gaat echt niet meer lukken. Zijn agenda is echt overvol. De eerste mogelijkheid die ik in zijn agenda zie is volgende week vrijdag. Zal ik die maar voor u vastleggen?”

“Tja dan heb ik in ieder geval iets,” antwoord ik niet heel erg blij, “Ik vind het wel vervelend dat ik nog een week moet wachten. Mijn internist heeft echt heel uitdrukkelijk gezegd dat ik nog deze week gezien moest worden vanwege de behandeling van mijn slapende TBC.”

 

Ze kijkt me verontschuldigend aan.

“Het spijt me, maar dit is het beste wat ik nu voor u kan doen,” zegt ze nog steeds even vriendelijk en behulpzaam terwijl ze op print knop duwt, ”Ik zal nog wel een aantekening maken voor de artsen. Misschien dat ze dan onderling nog iets eerder kunnen regelen.”

Ze pakt mijn afspraak bij internist Z uit de printer en kijkt er nog even op.

“Oeps,” laat ze zich ontvallen. Ze legt het A4tje snel voor zich neer en tuurt nog even aandachtig op haar scherm.

“Sorry,”  zegt ze met een wat beschaamde blik, “” ik heb me vergist. Deze afspraak is voor vrijdag 9 januari. Ik krijg geen eerdere datum uit HNS. De agenda van Y in HNS zit tot dan  helemaal vol.”

Ze kijkt enigszins vertwijfeld om zich heen, omdat ze zelf ook al heeft begrepen dat dit niet gaat werken.
 Juist op dit moment loopt achter mij een vrij lange slanke man in een witte jas de wachtruimte in.

“Oh wacht daar heb je hem,” haalt de baliemedewerker opgelucht adem, ”die man die daar loopt is  dokter Z.”
Terwijl we allebei onze mond  open doen om hem te roepen verdwijnt de internist al weer in een kamertje recht tegenover de balie. De klap van de ferm dicht gegooide deur galmt door de wachtruimte.

“Laten we heel even wachten tot hij weer tevoorschijn komt, “ zegt de baliemedewerkster samenzweerderig tegen me, "Dat zal vast niet lang duren."

Samen staren we naar de deur van het kamertje. Vijf minuten verglijden in gespannen stilte. Plots gaat de deur open en internist Z verschijnt in de deuropening.

Voor hij een tweede stap in de wachtruimte kan zetten heeft de baliemedewerkster hem al roepend gevraagd even te komen. In de ruimte achter de balie overleggen ze op zachte toon over mijn situatie en de benodigde afspraak. Ik zal het wel niet mogen horen maar doe het toch.
De arts geeft aan dat er die middag een afspraak met een patiënt gaat uitvallen. Hij weet dat al. De patiënt nog niet. De afspraak moet om de een of andere reden ook in HNS blijven staan, maar ik kan diezelfde middag om 15.50 uur bij hem terecht. Met een vriendelijk tot straks beent hij opgewekt de balieruimte uit en gaat op zoek naar een patiënt.
 
Ik slaak een inwendige zucht van verluchting. Eindelijk geregeld en ook nog deze week. Ik bedank de baliemedewerkster uitvoerig terwijl ze de afspraak met de hand op een briefje schrijft. Van de mensen bij de ingang van het ziekenhuis moet ik me niets aantrekken. En ook zeker niet aanmelden in HNS. Gewoon doorlopen.

Dezelfde behulpzame medewerkster zit nog achter het plexiglas van de balie als ik ’s-middags voor de afspraak kom.  Wat stuntelig overhandig ik aar als dank voor de hulp een doosje Merci, die ik speciaal voor dat doel heb meegenomen. Een beetje goodwill kweken lijkt me geen kwaad te kunnen. Na afloop van het consult moet ik weer naar haar toe voor het maken van een vervolgafspraak en het  ophalen van het recept voor de medicijnen.  Ze vertelt dat de doos al bijna leeg gegeten is. Ze smullen energiek bij het secretariaat.

 

De volgende dag, vrijdagmiddag, belt iemand van het secretariaat. Ik had gebeld.

“Ja dat was gisterochtend,” leg ik haar vriendelijk uit, “maar daarna ben ik nog bij jullie geweest, omdat het zo lang zou duren voor ik teruggebeld zou worden.”
“En u heeft dan niet eens de moeite genomen om de belafspraak te verwijderen uit het systeem?” vraagt de medewerkster op boosaardig beschuldigende toon. Het is bijna alsof ik haar kind van zes ben.  Bij mij begint het te koken.

“Ik wil niet vervelend zijn maar ik ben gisteren ongeveer drie kwartier bij jullie aan de balie bezig geweest,” antwoord toch wat feller dan gewoon, ”Ik heb ook duidelijk uitgelegd dat ik gebeld had maar dat het te lang ging duren voordat ik teruggebeld zou worden. Het lijkt me dat jullie ook zelf hadden kunnen bedenken dat de afspraak kon vervallen.”

Ik voel de boze agressie aan de andere kant van de telefoon snel verdwijnen. Ze is al een kopje kleiner gemaakt. Ik besluit door te hakken.

“Maar nu ik u toch aan de telefoon heb, ik zit nog te wachten op de datum van de afspraak met de oncologisch verpleegkundige en de datum voor de opname voor mijn eerste chemokuur. Zijn die inmiddels bekend?”

“Nee de data kan ik in uw dossier nog niet vinden,” antwoord de medewerkster met opeens wat  timide schaamte in haar stem, “Ik zie wel de aantekeningen dat er achter aan gegaan moet worden. Ik breng het nogmaals onder de aandacht. Prettig weekend.”

Hoezo prettig weekend vraag ik me in stilte af nadat ik de telefoon heb neergelegd.
Ik staar even voor me uit en ga dan maar een kop thee halen om bij te komen van deze ellende. Kankerpatiënt zijn:  het valt niet mee.”

Lees verder: 6 Afspraak! of toch niet?

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.