
Een HNS intermezzo. Op donderdag 10 november mag ik mij melden voor een voorgesprek met de intake chirurg. Na kort onderzoek geeft hij aan dat ik mij op dinsdag 15 november moet melden voor het laten wegsnijden van enkele lymfeklieren uit mijn lies: een voor histologisch onderzoek, een voor infectieonderzoek. Voor mij komt dit een beetje als een schok. Ik ging er tot dan toe vanuit dat ze alleen de dikke opgezwollen klier zouden weghalen voor onderzoek. Maar ach, als je toch eenmaal op de operatietafel ligt wat maakt het dan nog uit.
Aan het einde van de intake ziet de vriendelijke medicus op zijn scherm al dat hij de operatie niet zelf zal doen. Zijn collega Y, wat jonger maar zeer ervaren, gaat het doen. De tijd dat ik me moet melden krijg ik een dag van te voren door.
Tot slot mag ik me een ruimte verder nog even melden voor het doornemen van een vragenlijst met een medewerkster. Achter haar bureau is de bovenkant van haar hoofd nog net te zien over een barricade van beeldschermen. Ik probeer de stoel waarop ik zit iets opzij te verplaatsen om langs de beeldschermen heen te kunnen kijken. Lukt niet. De stoelpoten zijn aan de muur vastgebonden met verbandgaas. Corona maatregel vermoed ik gezien de afstand tussen mij en de rand van het bureau.
Na de gebruikelijke naam en geboortedatum gaat de kordate medewerkster meteen met de vragen en haar schermen aan de slag. Ook probeert ze een afspraak in te plannen met anesthesie. Die moeten me voor de operatie nog zien. Vanwege de korte termijn levert dat agenda problemen. Digitaal is er geen gat meer te vinden, zodat ze slagvaardig gaat bellen. Het kost haar nog wat moeite de persoon aan de andere kant te overtuigen dat het echt de volgende dag al moet, maar de goden van anesthesiologie zijn met haar. Ze krijgt een afspraak voor elkaar. Schouderklop voor haar.
Ze geeft me wat papieren mee die de anesthesie medewerker telefonisch de volgende dag met me zal doornemen. Daarnaast moet ik een app op mijn telefoon installeren want daarmee zal de anesthesist met me beeldbellen en de keuze te maken tussen ruggenprik of algehele narcose.
Terwijl de kordate assistente hiermee bezig is begint het bij mij in te dalen. Voor het eerst ga ik echt geopereerd worden. Daar is geen ontkomen meer aan. Veel te snel. Met tranen in de ogen en dicht geknepen keel loop ik zonder op of om te kijken de afdeling af. Kutzooi.
Pas later bedenk ik mij dat het tweede keer wordt. De eerste keer was op een leeftijd van een jaar of acht. Het knippen van amandelen. Daarna kreeg je een ijsje. Telt daarom toch niet echt mee. Of toch wel. Je kreeg wel zo’n kapje over je gezicht. En de verveloze gang onderin het verouderde ziekenhuis kan ik me ook nog goed herinneren.
De volgende dag wordt ik inderdaad ‘s middags gebeld om de vragenlijst door te nemen. Iets voorbij het laatste opgegeven tijdstip dat ze zouden bellen. Kniesoor die daar over valt. Ik ben al blij dat ze een gaatje voor me gevonden hebben.
Voor wat werk was ik in Beltrum. Stom genoeg had ik de ingevulde vragenlijst bij het weggaan thuis laten liggen. En juist die vragenlijst wil ze met me doornemen. Ik geef aan dat ik midden in een veld sta en dat het zeker een half uur lopen is voordat ik bij mijn auto ben. Na wat heen en weer gepraat nemen we een paar vragen door en neemt ze verder genoegen met mijn antwoord op alle vragen verder nee is.
In het weekend installeer ik de app Beterdichtbij op mijn telefoon. Hoe ik ermee kan beeldbellen zie ik niet zo snel. Het zal wel goedkomen als maandag de anesthesioloog contact met mij opneemt. In de app staat een bericht dat de anesthesioloog tussen 15.00 en 16.00 uur zal bellen. En dat het gevolgen kan hebben voor mijn operatie als ik dan niet bereikbaar ben. Voor de operatie mag ik mij om 7.15 uur melden bij dagopname, route cccc.
Op maandag wordt ik om iets na de lunch gebeld door een anoniem nummer. Ik neem snel op. Vast het ziekenhuis. Dat klopt. Het is de anesthesioloog.
“Sorry ik bel niet op de afgesproken tijd. En die app werkt ook niet om de een of andere reden. Maar ik wil toch even de operatie met u doornemen. Daarom bel ik nu. Schikt dat?“
De man heeft direct mijn hart gestolen. Gezien angst voor vervelende muggenprik -en brandnetel-achtige reacties bij mijn ruggengraat, kies ik voor een algehele narcose.
Nadat de verbinding is verbroken kan ik niet nalaten het toch heel even te denken:
“En wat als ik nu niet min of meer toevallig bereikbaar was geweest. Had dat dan werkelijk gevolgen voor mijn operatie gehad?
Dan nu toch even een klein beetje achtergrond: met zowel de internist als met de intake chirurg is tot nu toe vooral naar mijn linker lies gekeken. De opgezwollen lymfeklier is daar als een kleine verdikking in de huid eenvoudig te zien. De lymfeklier in mijn rechterbeen is ook opgezwollen maar die kon ik alleen in de huid voelen zitten.
Maandagavond heb ik als voorzitter van IVN nog het voorrecht een zaal met bijna 300 man toe te spreken over het IVN en het introduceren van een spreker die de lezing gaat verzorgen. Ik breek half als een mede bestuurslid kort voor ik het podium op moet aan me vraagt of ik erg tegen de operatie op zie.
“Ja dus,” is haar korte en terechte constatering als ze mijn reactie van mijn gezicht afleest.
Naderhand krijg ik van een paar mensen complimenten voor mijn toespraakje. Kennelijk toch tot meer in staat dan je zou denken onder onwerkelijke omstandigheden. De show must go on. Of leve plichtsbesef.
Dinsdagmorgen zet Ingrid mij om iets over zeven af bij het ziekenhuis. Ingrid is altijd erg van de tijd. Door een compleet uitgestorven ziekenhuis loop ik naar de lege wachtkamer van de dagopname. Nadat nog wat andere patiënten binnen druppelen haalt een wat oudere verpleegkundige me op en wijst me een bed naast het raam.
Ik mag me tot mijn onderbroek uitkleden, een operatiehemd aantrekken en op bed gaan liggen. Ze komt nog even met haar rijdende administratie computer naar me toe. Bij het doornemen van de standaardvragen komen we bij de allergieën. Naast de bekende geef ik aan dat ik lactose intolerant ben.
“ Oh lactose intolerantie valt hier onder de allergieën, ik neem het op in het systeem en breng zo nog even een nieuw polsbandje voor u.
Hierna komen we bij de vraag over wat ze gaan opereren.
Ik zeg en wijs: “de opgezwollen lymfeklier in mijn linkerbovenbeen.”
“Weet u dat zeker? Het staat hier niet in aangegeven.”
“ja ik weet het zeker. Ik heb het daar met de internist en bij de intake met de chirurg over gehad.”
“tja dat zal zo zijn. Ik kan het in de instructie niet duidelijk terugvinden. Ik maak er een aantekening van voor de chirurg en zet dan hier in ieder geval maar vast een pijl op uw linkerbeen. Als ze daar gaan opereren moet u trouwens ook uw onderbroek nog maar even uitdoen.”
Met een paarsige viltstift tekent ze een duidelijke pijl op mijn linkerbeen richting mijn lies. Ik trek mijn onderbroek en lig net weer in bed onder de dunne deken als de verpleegkundige weer terug komt. Ze legt een voorverwarmde deken over mijn been en armen. Heerlijk warm. Net uit de oven.
“Dat kunnen ze de bloedvaten straks beter zien.”
Luttele minuten komt een verpleegkundige me halen om me naar de voorbereidingskamer te rijden. Onderweg hebben we een kort gesprek over het ziekenhuis. In de krant stond een artikel dat het ziekenhuis kampt met een financieel tekort.
“Ja meneer. Dat klopt. Personeelstekort. Een voorbeeld. We hebben hier nogal wat operatiekamers. Daarvan is dertig procent niet in gebruik door het personeelstekort. Scheelt meer dan vijftienduizend euro per dag. En dan al die dure inhuurkrachten. Daar krijg je wel een tekort van.
In de voorbereidingskamer staat mijn bed amper stil of er komt al een assistent verpleegkundige met nog een medewerker naar me toe. Ze overleggen even aan welke zijde ze de infuusnaald zullen aanbrengen. Het wordt rechts. Ondertussen komt ook de chirurg aan mijn bed, aanschouwt de drukte en besluit nog even iets anders te doen voor hij weer terugkomt aan mijn bed.
“Mag ik uw been even zien?”
De retorische vraag hoef ik niet te beantwoorden. Hij slaat de dekens terug en voelt even aan de klieren.
“Ik voel hier een mooi treintje klieren,” zegt hij tegen mij: “Die zal ik uitnemen.”
“Oh,” reageer ik enigszins verbaasd, “niet die dikke daar iets onder?”
“Die? Ach, ik kijk straks wel even of het nodig is dan neem ik die eventueel ook uit. Voor de onderzoeken is die niet nodig. Er is wat nodig voor histologie, en wat voor infectieonderzoek. Uit het treintje komt daar genoeg materiaal voor. ”
De chirurg richt zich op. Er staat inmiddels iets van vier of vijf medische personen rond mijn bed.
“In de instructies staat niet duidelijk aangegeven welk been we moeten opereren. Ik heb nog even geprobeerd de behandelend arts te raadplegen maar die is onbereikbaar. Meneer hier geeft aan het linkerbeen. Gezien het geheel en wat ik bij meneer zie lijkt dat logisch.”
Hij kijkt de kring ziekenhuis medewerkers rond en wacht even op commentaar. Het blijft stil.
“Goed,” zegt hij tegen de groep om het bed, “Dan hebben we hiermee democratisch besloten dat we de klieren uit meneer’s linkerbenen snijden.”
Een vloek en zucht later lig ik op de operatietafel te staren naar het licht aan het plafond. Ze hebben net gezegd dat de verdoving erin gaat. Ik geloof niet dat die werkt. Ik zie nog steeds de lichten. Tot de wereld in delen van een seconde verdwijnt. En ook weer even onverwacht terugkomt. Met vereende krachten wordt ik van de operatietafel terug in bed gelegd en naar de uitslaapkamer gebracht.
Op een klok aan de wand zie ik dat het iets over half negen is. Snel is het in ieder geval gegaan.
“wilt u een ijsje?”
De vraag van de verpleegkundige overvalt me, maar ach waarom ook niet.
Met het ijsje in de hand krijg ik de gelegenheid wat om me heen te kijken. Links staan twee verpleegkundigen hun activiteiten van het weekend door te nemen. Recht voor me legt een verpleegkundige aan een andere uit dat ze nog niet veel kan betekenen omdat ze geen idee heeft waar alles ligt. Dure inhuurkracht denk ik.
Hierna mag ik nog weer even terug naar mijn plek op de dagopname. De verpleegkundige bekijkt na een uur de pleister over de wond nog even, haalt de infuusnaald eruit en geeft nog wat uitleg over de behandeling en geeft dan aan dat ik me mag gaan aankleden. Naar de uitgang lopen mag niet. Ingrid moet van de ingang een rolstoel meenemen en daarin mag ik weggevoerd worden.
Eenmaal thuis inspecteer ik de schade. Schaamhaar voor een groot deel weggeschoren. Pleister over een snede van zeker een centimeter of zeven waar het treintje klieren is verdwenen. Iets er onder staat op de huid van mijn been een dun paars streepje.
“Ja vriend ik ben er nog.” lachte de opgezwollen klier onder het streepje me uitdagend toe.
Waarom? Geen idee.
Om verder te lezen, klik op deze link: Lees hier verder
Reactie plaatsen
Reacties