De assistente blijft wat onzeker naast me staan. Het is begin oktober 2022. Ik lig in mijn onderbroek op mijn rug op een smalle onderzoekstafel in een soort ziekenhuiskamer met gedempt licht. Mijn buik is nat en koud van een waterige gel. De assistente heeft net mijn lies en onderbuik ruim een half uur lang zeer geconcentreerd met haar echo-apparaat bestudeerd. Al die tijd heeft ze bijna geen woord gesproken. Alleen maar zeer serieus gekeken naar het scherm. Soms een kleine onderbreking om met wat geruis van haar uniform mouwen en machinaal geklik een beeld of film op te slaan. Uiteindelijk leek ze zeker genoeg van wat ze had gezien. "Ik haal nog even de arts erbij," gaf ze tot slot zacht aan.
Even welt het in me op te vragen naar het waarom. Ik besluit het maar te laten. De arts zal het vast wel uitleggen.

Even verdwijnt ze door een deur in de zijwand. Helder daglicht valt de kamer in. De arts heeft in ieder geval een kamer met ramen. Vraag me ook niet waarom ik het denk. Kort erna komen ze samen de echokamer weer inlopen. ik vind dat de arts eruit ziet alsof hij niet lang van zijn pensioen afzit. Achter het apparaat overleggen ze even over beelden op het scherm die ik niet kan zien.
"Mag ik nog heel even kijken?" vraagt de oudere arts in een hagelwitte jas. Natuurlijk mag het van mij, ik lig er immers om te worden onderzocht. Zou iemand het wel eens geweigerd hebben vraag ik me in stilte af.
Terwijl de assistent wat zenuwachtig gespannen toekijkt laat de arts enkele minuten lang de echosensor nogmaals door het plakkaat gel op mijn been en buik glijden. Dan wisselt de arts een paar half verstaanbare woorden met de assistent. Ze is zichtbaar opgelucht. Ze had het goed gezien.
Tegen mij zegt de arts: "We zien inderdaad een opgezwollen lymfeklieren in uw been en ook in uw onderbuik. Daar moet een oorzaak voor zijn. Dat moet uitgezocht worden. Ik ga daarom uw huisarts adviseren u door te verwijzen naar een internist."
"Dan hoop ik maar dat het meevalt." Mijn wens tegen beter weten in mengt zich met het gezoem van de echo machinerie. Vanaf zijn krukje achter het apparaat kijkt de arts kijkt me lang indringend en donker aan. Hij zegt niets. Maar brengt wel heel veel geluidloos over.
"Meneer hopen kan ik niemand verbieden. In uw geval zou ik realistisch zijn. Het valt zeker niet mee. U heeft lymfeklierkanker."
De eerste ideeën dat er toch wel iets fundamenteel mis was in mijn lichaam ontstonden afgelopen zomer. Eerst waren er de muggeprikken. Dat die in de loop van 48 uur groter en groter werden met behoorlijk wat opzwelling (oedeem) en rode huid rond de prikplaats, daar was ik de afgelopen jaren al aan gewoon geraakt. Deze zomer kwam erbij dat de huid op de plaats van de prik kapot ging. Geheel van zelf werden het een soort van dunne schaafwonden, ongeveer ter grootte van een klein muntstuk. Denk aan tien eurocent. Of een halve. Daaruit kwam dan enkele dagen wondvocht totdat er uiteindelijk een korstje op kwam. Daarna verdween de zwelling weer. Vooral hinderlijk als ze in je gezicht prikken. Een keer bij de Boerderij op een zonnige middag in slaap vallen leverde drie prikken op de kin. Het zag er niet uit.
De huisarts deelde die mening. Die vond het stom van mij dat ik er aan had gekrabbeld, waardoor ze ontstoken waren geraakt. Mijn verweer dat het elke keer zo ging en dat ik aan de bulten niet had gekrabd maakte weinig indruk. Een volgende keer moest ik maar proberen of het insmeren met wat jodiumzalf zou helpen. Ze verwachtte van niet maar het was de moeite van het proberen waard.
De antibiotica die ze voorschreef hielpen wel om binnen een dag zowel het ergste malaise gevoel als de rodige oedeem plek te verminderen. Helemaal ongelijk leek de huisarts toch niet te hebben. Maar desgevraagd leek het haar weinig zinvol me weer te laten bekijken door een dermatoloog. Wachttijden erg lang en wat zou het opleveren. Herbevestiging van de indicatie netelroos. Een ander histaminica proberen kon nog wel. Maar wel oppassen in het verkeer. Ik gebruikte het een keer maar het hielp geen zier.
De dermatoloog die destijds de diagnose netelroos stelde had het al aan gegeven. Veel middelen die iets zouden helpen waren er niet. Na twee in oplopend rangorde sterkere middelen kwam al snel prednison als laatste reddingsboei in zicht. De huisarts vond prednison geven alleen voor wat bultjes toch echt geen optie. Zwaar middel voor paar bultjes. Veel beter kon ik maatregelen nemen om brandnetel- en muggeprikken te vermijden. Handschoenen aan als je in de tuin werkt, DEET smeren en onder een klamboe slapen. Het hielp veel te voorkomen. Maar het is als met een Russische raketaanval op Ukraïnse steden: ondanks veel maatregelen komen enkele er altijd wel door.
Op fietstrektocht in Normandië volgde een ongelukkig incident met een brandneteltje. Na een paar uur fietsen besloten we te gaan lunchen. `Een echt mooie lunchplek konden we die morgen niet vinden, zodat we uiteindelijk langs het pad in de recent gemaaide berm gingen zitten. Voordat ik in het gras neerzeeg keek ik of ik brandnetels zag. Geluk leek met mij. Ik zag er geen. Op het moment dat ik mijn van het fietsen vermoeide benen in het gras strekte prikte er iets in mijn blote kuit. Omdat ik geen brandnetel had gezien verschoof ik het nog iets voordat ik me realiseerde dat de steken op een brandnetel leken. Inderdaad zat er tussen de grasstoppels half afgedekt met een plukje grasmaaisel toch nog een heel klein afgemaaid brandnetel stengel met blaadje verscholen.
Eendachtig het advies van de huisarts zocht ik in de fietstas direct de speciaal voor dit doel aangeschafte tube jodiumzalf en smeerde de plek stevig in. Later die dag kochten we bij een supermarkt nog wat verbandgaas om er omheen te doen, zodat de zalf het beddegoed van de B&B waar we overnachten niet zou besmetten. De snel uitdijende en steeds bloederiger wordende wond zag er ook weinig appetijtelijk uit. Het leek me raadzaam die aan het oog te onttrekken en te beschermen tegen externe viezigheid zoals vliegen en stof.
Lang verhaal iets korter: het werd een wond ter grootte van een kleine hand die eruit zag alsof ik door een grindbak was gegleden. Minimaal twee keer per dag betadine smeren hielp derhalve geen zier. De reactie waarin de eigen huid op zo ernstige wijze werd aangevallen leek me verre van normaal. Beelden van auto-immuun kwalen of misschien zelfs kanker komen dan vanzelf het nachtelijke nadenken binnen. In mijn been voelde ik een opgezwollen lymfeklier. Leek me gezien de wond niet heel vreemd.
Achteraf waren de twee nachten dat ik tijdens de fietstrektocht kon wegzwemmen in mijn eigen zweet mogelijk we de echte indicatie voor het, in specialisten-speak, kwaadaardige probleem dat ik heb. De eerste keer was na een dag heel heet fietsen in circa 34 graden celsius. De slaapkamer van de B&B was die avond dan ook benauwend bloedheet. De kamer was zeer modieus gestyled in de stijl van de film uit de jaren van de Great Catsby. Een ventilator of klamboe paste zeker niet in dat beeld.
Er waren wel ramen, maar vanzelfsprekend ook muggen die in het nachtelijke dorp op zoek waren naar smakelijk voedsel. Echt de ramen wagenwijd open zetten was daarom een recept voor nog meer ellende. Met wat geklooi de vitrage gebruikt als alternatieve hor in de hoop de muggen aan de buitenzijde van het huis te houden. Dat het leidde tot weinig verkoeling in de kamer namen we daarvoor voor lief. Het kletsnatte bed weet ik daarom aan de tropische omstandigheden.
Zo ook de tweede keer toen we geen vrij hotel of B&B bed konden vinden vanwege een lang weekend van de Fransen. UIteindelijk overnachtten we in onze auto, ergens op het platteland geparkeerd langs een weg op een oprit naar een weiland. Vanwege de nachtelijke muggen en ander kwaadaardig gebroed durfde ik de ramen van de auto niet verder dan een spleetje open te zetten. De volgende morgen leek de stoel waarop onrustig geslapen had overgoten met een emmer water. Ik weet het vele zweetwater weer aan de bedompte tropisch hete nacht.
In deze omstandigheden begon het op te vallen dat een lymfeklier in mijn bovenbeen nog steeds opgezwollen bleef. Dat gebeurde na brandnetelprikken en muggenbeten wel vaker. Na enige tijd als het oedeem verdween schrompelden de lymfeklieren dan weer terug tot niet duidelijk voelbare zaken. Nu niet.
Weer terug in Nederland zag op een gegeven zondag weer eens een mug de deet op mijn kin over het hoofd en tapte wat van mijn kostelijke bloed af voor haar nageslacht. In het kader van het streven de huisarts te overtuigen dat medische interventie toch moest worden overwogen, maakte ik weer een afspraak om haar het bultige resultaat op mijn kin te doen aanschouwen. Eenmaal tegenover haar was het natuurlijk ook het moment om de gezwollen lymfeklier ter sprake te brengen.
Enkele minuten later had ze betadine op de wond op mijn kin afgedekt met een pleister. Vriendelijk beval ze me mijn broek uit te trekken en op mijn rug op de onderzoekstafel te gaan zodat ze de klier kon bepotelen. Na steeds ernstiger kijkend de beide bovenbenen te hebben afgetast wilde ze ook nog even de klieren in de oksels voelen. Gelukkig voor haar had ze al paarsige latexhandschoentjes aan. Na het bevoelen liep ze gebogen, ernstig nadenkend weg. Eenmaal weer aangekleed in de stoel voor haar bureau gaf ze aan dat er inderdaad opgezwollen klieren waren, ook in mijn oksel. Met een zeer ernstig gezicht gaf ze aan dat het nodig was op korte termijn verder naar de lymfeklieren te laten kijken. Ik moest bloedmonsters geven en me melden voor een echo onderzoek. Het laatste vooral om te zien of er ook in mijn onderbuik opgezwollen klieren te vinden waren. Uit haar weglopen, de zeer serieuze toon en het op korte termijn verder onderzoek leidde ik maar een ding af: dit was inderdaad foute boel.
In de verwijsbrief naar de internist gaf de huistarts aan dat ik op korte termijn gezien moest worden. Binnen een week kreeg ik inderdaad de afspraak door gebeld voor een gesprek met de internist, arts H, binnen een week. Na een korte inleiding en wat diagnostische vragen van arts H, mocht ik me weer uitkleden tot mijn Hema onderbroek voor een meer lichamelijk onderzoek en voelen aan de klieren. Na afloop legde ze haar voornemens voor het verdere onderzoek voor: een uitgebreid bloedonderzoek, een PET ct scan en het operatief verwijderen van een paar lymfeklieren voor nader onderzoek. De opgezwollen klieren moesten een oorzaak hebben. Dat kon zo gaf ze aan een infectie, iets kwaardaardigs of een autoimmuun ziekte zijn.
Het in mij laten snijden om een paar klieren weg te halen leek me wel wat erg ver gaan. Of beter: Het idee stond me voor geen centimeter aan. Omdat ik ook nog urine moest inleveren om een blaasontsteking uit te sluiten stelde ik de vraag waarom. De interniste startte een verhaal dat ze wel vaker zagen dat de klieren opzwollen als er iets gaande was in de onderbuik. Ik vroeg daarop of ze niet beter kon wachten op de uitslag van de infectieonderzoeken en desnoods de ct scan voordat ze in mij ging laten snijden. Haar antwoord kwam, snel, beslist en zeer afgemeten.
“ Meneer dit is zeker niet het gevolg het van een blaasontsteking!!!!.”
Van de drie mogelijke oorzaken streepte ik in gedachten infectie door. Optie drie vond ik nog wel aantrekkelijk maar zonder dat de arts het aangaf leek kanker het te gaan winnen.
Naarmate de doomsdag van de uitslag op 22 november naderbij kwam hield ik me in de voortdurende stroom gedachten steeds vaker voor dat het wel een autoimmuun probleem zou zijn dat paste immers heel goed bij het beeld van de muggen en brandnetels. Er bleef een hardnekkig stemmetje in mijn hoofd vanuit de coulissen fluisteren dat het toch echt kanker was.
Om verder te lezen, klik op deze link:
Reactie plaatsen
Reacties